Aanslag op Beekse schoolmeester aan de Hoge Zij in 1741
Albertus Cauwenberg was in 1740 een schatrijke boer en herbergier in het statige Pannenhuis in Diessen. Een van zijn knechten was de Bekenaar Jan Laureys Hermans. Toen hij op een avond van zijn baas naar huis ging vermoedde hij dat er iemand in zijn huis zat. Hij ging naar achteren kijken en merkte dat de staldeur open stond. Hij zag een leer staende aent duyvenkot en verscheyde witte veeren op de grond. Met een ‘schiem’ zag hij plotseling iemand wegrennen. Hij ging hem achterna en het bleek Jan van Dun te zijn. Hermans riep: “Geef verdomme de duiven terug”. Van Dun antwoordde: “Ik heb op u kot niet geweest. Die morgen niet weder op ’t kot zijn, zal ik betalen”. Toen ging Hermans weer terug naar zijn Diessense baas Cauwenberg om het hem te vertellen. En die antwoordde resoluut: “Als ik hem gezien had en mijnen snaphaan geladen was, zou ik hem geschoten hebben”.
Deze 24 jarige Bekenaar Van Dun was getrouwd met Petronella Michiel de Wijs en zij woonden in de Gelderstraat. Hij was boerenknecht en vertoonde vaak erg raar gedrag. Dat vond in elk geval Adriaan van Wijk de Jonge. Deze 30-jarige molenaarsknecht kwam op 24 januari 1741 moe gewerkt thuis van de Akkermolen of Esbeekse Molen in het Laag Spul waar zijn baas Willem Huysmans molenaar was. Zonder een woord te zeggen kwam Jan van Dun bij hem met een lang hout in de hand en hem daarmee op syn hoofd en linker arm sloeg … dat het klapte. Zelfs de buren hoorden het maar Van Dun was al gevlucht.
Een week eerder werd onze Jan van Dun door Thomas van der Hammen beschuldigd dat hij enige tijd geleden bij hem de aeren van eenige rog soude hebben afgesneden. Dat had deze betweterige Beekse koster en schoolmeester beter niet kunnen doen, want na deze beschuldiging werd Van Dun nog meer ‘verstoord’.
Op de avond van maandag 9 januari 1741 was Jan van Dun om negen uur doelbewust met een geladen snaphaan zijn huis uitgegaan. Een kwartier later kwam hij via de buurman, dat was de Hasewind aan de westkant van de Markt en ten noorden van de Soolpad, op de plaats van het huis van Thomas van der Hammen. De oplettende schoolmeester, wonend in den Engel en getrouwd met Roelandina Maria Timmers, hoorde samen met zijn 11-jarig zoontje Dominicus de hond hevig blaffen. Toen hoorde hij een scheut afgaan en zag de vlam tussen de regenton en het secreet. De schoolmeester werd geraakt aan de rechter zijde in zijn buik en had een wond tot aan zijn navel omtrent een span in de lengte en ruim een span in de breedte seer digt met hagel beschoten. De dader werd op 23 februari 1741 door de schepenen van Den Bosch berecht en aldaar opgehangen. Thomas overleefde de aanslag doordat het merendeel van de hagel was afgeketst op een koperen tabaksdoos welke hij in sijn nachtrock hadde. Wist deze dappere kiene schoolmeester van de Hoge Zij misschien dat tabak het leven … soms kon verlengen?