Antwerpse weeskinderen in 1617 in Beek in de kost
In 1617 boerde Heyndrick Cornelissen Celen op het Esbeekse Dun. Zijn zoon Aert werd in 1656 aan verponding aangeslagen voor f 10:16:12. Diens zoon Hendrick Aert Celen bracht het er slechter van af. De schepenen van Beek verklaarden dat de borgemeester op 29 maart 1714 geprobeerd had om ‘publiek en voor alleman’ de erfelijke goederen van Hendrick te verhuren. Meer dan drie eeuwen later zou hier uitspanning ‘In den Bockenreijder’ worden ingericht en die … boerde beter!
In 1617 bleek Pierken Andriessen uit Antwerpen op deze hoeve besteed te zijn. Hij was toen vier jaar oud en Hendrick Celen kreeg een vergoeding van 16 gulden per jaar. Doch dit Pierken zou niet het enige weeskind zijn dat hier op Dun ondergebracht zou worden.
Lijntien Adriaenssen uit Reusel was jarenlang bemiddelaarster voor het plaatsen van weeskinderen en vondelingen in de Kempen. Op 1 september 1614 had ze de zes jarige Dierick Dicvoort onderkomen ende miserabel in de kost. Op 19 juni 1615 werd haar zoon Bartholomeus geruild tegen de anderhalf jaar oude Hansken van Swijnen. Toen in 1619 Bartholomeus definitief in Reusel kwam wonen, hij zou als Bartholomeus Spoormans de geschiedenis in gaan, werd Hansken ondergebracht onder Hilvarenbeeck bij Leegemier. Het bleek wederom Heyndrick Cornelissen Celen op Dun te zijn. Op 9 december 1628 zou Hansken Esbeek verlaten: thuys cummen ende int Vondelinck huys gesonden. Op 16 jarige leeftijd werd Hansken int jongenshuys geplaatst. Dit was het internaat voor de oudere jongens: het Knechtjeshuis. Het voorgebouw van de Technische School op de Paardenmarkt te Antwerpen is nog een gedeelte van dat Knechtjeshuis.
Blijkens enkele visitaties in 1653 verbleven in Beek de veertien jarige Mayken Bavo en de negen maanden oude Jenneken van der Doenck. De eerste was wel gehauden dan cleyn met loopende ooghen. Het tweede werd een slap kindt genoemd. Toen bovengenoemd Mayken in 1643 gevisiteerd werd, zat er al duidelijk geen groei in: twee cromme armkens en twee cromme ribben.
De zeven jarige Mayken Havers, die bij Jan Poelen inwoonde, was echter een fraij kint! Verder was er het knaapje Joseph de Roij. Hij was, zeven weken oud, op 9 januari 1649 in Beek terecht gekomen bij Peter Naaykens. Deze Joseph moet ’t huys comen tegen dat de kleeren versleten zijn! Dat gebeurde exact op 20 augustus 1660: thuis gecomen en int Vondelinckhuis gesonden. Een vondelingenhuis heeft Beek nooit gehad.
In Beek is wel even een ‘maagdenhuis’ gepland. Op 22 december 1609 werd uit de nalatenschap van Barbara van de Ven in een akte de locatie bekend: omme haerder beyde huyse ende hoff geleghe tot Beke in de Coeystraete. Vijf meisjes zouden er in het schamel maegden huys worden ondergebracht: twee in de keuken, twee in de kamer en een in het bakhuisje. Zou het in die Koestraat wel … geboterd hebben?