Baldadige Beekse jeugd in 1667 aan banden gelegd

In 1967 werd de Beekse jeugd door de 'notabele regenten' eendrachtig in de gaten gehouden

In 1648, op het einde van de 80 jarige oorlog, kwam de eerste dominee naar Hilvarenbeek. De verstandhouding tussen de katholieken en de gereformeerden, die numeriek sterk in de minderheid waren, verslechterde zienderogen. De vijandige houding was al ingezet in september 1629 toen het capitulatieverdrag van Den Bosch getekend werd. In 1630 waagden de dappere Gildebroeders uit Hilvarenbeek wegens het sluitingsgebod zelfs geen mis meer door een ‘paap’ in de kerk te laten opdragen. In januari 1633 kon men nog, mits wat verstout wesende, in de kerk nog gedeeltelijk de mis zingen. Maar enkele maanden later droeg pastoor Michiel van den Nieuwenhuysen de mis op in zijn eigen woonhuis. In september daaropvolgend werd de kapitteldeken gearresteerd.

In 1636 konden de Beekse katholieken de kerk definitief vaarwel zeggen. Maar de predikant klaagde dat er onder de preek grote wulpsheyt ende ontstichtingen plaatsvonden. Het werd verboden tijdens de predikatie te slaen met de bal ofte caetsen ofte eenige andere luytruchtigheden te bedrijven. Ook was het door kinderen niet toegestaan om enig geraes omtrent de kercke te maken. De vorster (politieman) moest extra opletten en de ouders en de meesters werden verantwoordelijk gesteld voor het wangedrag van die hangjeugd. Blijkbaar werd de jeugd steeds baldadiger met het insmijten van de glasen en het afbreken van de muren. Ze mochten zelfs helemaal niet meer op het kerkhof spelen, terwijl in 1667 juist daar voor hen een nieuwe school was opgetimmerd! Elk kind dat op de Ronde Cirkel (marktveld) speelde tijdens ‘de godsdienst’ werd beboet met drie gulden! Het was nu uit met stenen werpen naar swaluwe ofte ander gevogelte of met boog of roers te schieten. Mikken op de wijzers van de klokken in de toren werd zeer streng bestraft.
De koster, die tevens het vak van schoolmeester uitoefende, werd belast met het uithalen van de mussen, het schieten van de kerkuilen en kauwen. Terloops verzamelde hij ook nog doodsbeenderen en lette hij erop dat de lijken niet te ondiep begraven werden. Ook buiten het marktveld in de gehuchten Biest en Esbeek kwamen verordeningen: dat geene jongens ofte yemant anders eenige vueren ofte strooy op straet ofte buyten huys en sullen moghe stoocken.

De predikant klaagde zelfs dat onder de toren gestookt werd soo dat de rook door de kerk wiert gesien. De toren was daardoor binnen helemaal zwart geblakerd en die moest nu opnieuw gewit worden!
Dat men vroeger zuinig was op het ‘groen’ op het marktveld blijkt wel uit een mededeling van 6 april 1697: dat niemant eenich letsel ofte quat sal hebben te doen aende nieuwe plantagie op de gemeyne plaetse. Tot slot moesten ze het niet in hun hoofd halen schade toe te brengen aan draaibomen, hekkens, hagen, tuinen en hoven. Hen wachtte onherroepelijk het vroegere faceboek … ‘de kaak’ op de Markt!

Vergelijkbare berichten