Beekse boomschenders te schande gezet in 1740
Op het einde van de zeventiende eeuw werd in Beek een resolutie aangenomen tegen bedelaars en ‘schamele kinderen’. Steeds vaker en in steeds meer groten getale kwamen dagelijks diverse personen langs de deuren hunne aelmoesen eyssen. Vanaf nu mochten geen kinderen boven de twaalf jaar en alle andere bejaarde personen langs de deur gaan om te bedelen. Alle arme kinderen in Beek geboren mochten slechts tweemaal per week ‘aalmoezen verzamelen’, te weten des maandags en des vrijdags. Het kwam ook steeds vaker voor dat men in het geheim hei maaide en turf stak op plaatsen en tijden dat dit verboden was. Ook kwam er een verbod tegen het laten logeren van lichtveerdige vrouwspersonen die bevrucht zijn. De Tafel van de Heilige Geest, een plaatselijke organisatie die opkwam voor de allerarmsten, kon het niet meer opgebracht krijgen om dergelijke personen te voeden.
In Hilvarenbeek werd op het marktveld tegen een van de westelijke steunberen van de toren een kaeck opgesteld, zodat quaetdoenders en vagabonden ten exempel werden gestraft! Het gebeurde ook steeds dat eiken heesters en bomen werden gekapt, die nog groen en wasschende waren. Die zich toch schuldig maakte zou als boomschender publiekelijk aan den lijve worden gestraft.
Cornelis van Heusden beurde drie gulden voor het maken van een bordje van der straffe der boomschenderij. Later maakte Jan Vingerhoets nog borden van goed droog eiken hout ter grootte van 18 duim lang, 12 duim breed en 1 duim dik. Op de borden die tegen de handwijzers genageld werden, werd Straf der Boomschenders geschilderd.
Op verschillende plaatsen werden ook rog, klaver, ganzentongen en gewoon gras afgesneden in andermans veld. Ook liet men beesten langs het koren in de heggen weiden. Wederom werd gedreigd met geseling, gijzeling en bannissement. De plaatselijke ‘schutters’ werd bevolen de brutale overtreders onmiddellijk op het raadhuis te brengen, waarna men eenige teid aan de Caak te pronk gezet zoude worden!
In Esbeek werd Gerrit Rijkers uit de Groenstraat, later woonde Willeke Abrahams er, als nieuwbakken rotmeester aangesteld. Hij gaf leiding aan vier personen (een rot), die elke nacht door de akkers en langs de boerderijen moesten patrouilleren. Dat diende te gebeuren van mei tot en met september. Men waakte de hele avond en nacht opdat de hof- en veldvruchten niet zouden worden geroofd. Alle verordeningen stonden overigens netjes beschreven in het ‘Reglement op de gemeint’, dat vaak het Keurboek werd genoemd. Uiteindelijk konden de allerarmsten toch nog wel terecht: het ‘plukbosch’ of ‘sprokkelbosch’ stond voor hen open. Daar mocht men spellen versamelen zoveel men op een kruiwagen laden kon. Op 19 augustus 1774 werd Hendrik van den Nieuwenhuysen te Esbeek nog beboet vanwege het laten rondlopen van een ongeknuppelde hond. Zou houtzager Jan van Dal uit Esbeek ‘een houten bord’ kunnen maken voor rondlopende regeerders … met rare ideeën?