Beekse Burgerwacht legt schietbaan aan in 1920

Pijlenrapers van het Gilde St. Sebastiaan kwamen in actie tijdens schietwedstrijden in 1965

In 1666 werd door de Beekse schepenen besloten om alle nachten strict wachten over dese vrijheyt te houden. Er werden 42 personen aangesteld: twaalf over de Vrijthof en over de resterende gehuchten elk zes. Aanleiding waren de steeds toenemende diefstallen van paarden en andere persoonlijke bezittingen. De aangestelde wachters moesten zich om 20.00 uur melden bij het huis van de verantwoordelijke wachtmeester, voorzien van ene bequame geladen roere ende daer beneffens cruyt ende loot. De minimum leeftijd van de wachtlopers werd gesteld op 22 jaar. Bij onraad werd de noodklok geluid en in Beek moesten de wachters op ‘de hoorn blazen’, zodat alle inwoners gealarmeerd werden om de voleurs oft vagabonden mee te gaan vangen. Wanneer iemand het ‘wachtlopen’ verzuimde dan kreeg hij een boete van een halve ton bier ten behoeve van de wel aanwezigen.

Aldus werd Esbeek op 26 mei 1666 in verband met het toezicht op de veiligheid in twee delen gesplitst: Groot Esbeek en Klein Esbeek. Jan Gerrits de Mesmaecker had het commando over Groot Esbeek: de bewoners van de Mostaard, de boeren rondom de Klapstaard en de bewoners van de Craenmeer. Zijn broer Dirrick gaf leiding aan de wachters die surveilleerden in Klein Esbeek: de Broeksie, de Groenstraat, het Hoog- en Neereinde.
Op 16 januari 1797 werd een nieuw soort burgerwacht in het leven geroepen. De bewapening bestond toen uit een snaphaan of ander geweer. Een ‘geweer’ (zich weren) was toen bijvoorbeeld ook een gaffel of riek. In 1816 bestond de Beekse burgerwacht uit 10 ‘rotten’ (pelotons). Ieder rot telde vier personen die ’s nachts wacht moesten lopen. Natuurlijk moesten de rotten uit de verschillende buurdorpen ook met elkaar corresponderen en de wacht op elkaar afstemmen. Zo onderhielden die van ‘Esbeek en Dun’ contact met die van Lage Mierde op den Dijk.

In 1920 was Spieringhs de voorzitter van de Beekse Burgerwacht en Hamers de secretaris. Op 5 februari van dat jaar verzochten beiden een vergunning voor het oprichten van een schietbaan op het perceel sektie G nr. 514, gelegen in Esbeek ten zuiden van de trambaan.
De baan werd 100 meter lang met aan weerszijden een aarden wal van twee meter hoog. Achter de schietschijf kwam een kogelvanger van zeven meter hoog. Er werden vier waarschuwingsborden aangebracht met het opschrift: Indien roode vlaggen zijn geplaatst op kogelvanger en bij schutter, wordt op het schietterrein geschoten.
De schutter moest steeds op dezelfde standplaats worden opgesteld, aangegeven door een merk. Tijdens het schieten zouden alle toegangen tot de schietbaan gesloten blijven en alleen in de waarnemingspost mochten personeelsleden verblijven die de schietschijven konden bedienen. De schutter stond 62 meter verwijderd van de trambaan en de schietschijf 108 meter, zodat de schietbaan niet parallel liep met de trambaan. Slechte schutters vielen net als bij ‘de guld’ … altijd door de mand!

Vergelijkbare berichten