Beekse president slaat collega schepen dood in 1689
In 1688 was de Beekse schoenmaker Peter Cornelis Bruers president van de schepenbank geworden. Nauwelijks was hij aangesteld of hij kreeg slaande ruzie met zijn voorganger Thielman Lemnius over belastingverhoging. In mei van het jaar daarna liep om dezelfde reden een geschil met schepen mr. Peter van Trier totaal uit de hand. Peter van Trier was een looierszoon uit de Hasenwint, voorheen het Hoochhuys geheten.
Op 17 mei ’s avonds om half tien waren beide dorpsbestuurders in herberg Den Bosch (naast de Roos) van Johan Sweens. Ze kregen ruzie over het hangen van een busch opten raedthuijse. Van Trier beschuldigde Bruers: dat hy geen man van woort was. Bruers stak dreigend zijn vuist op tegen de schepen, die zijn hand demonstratief in zijn zak stak!
Toen had de president eenen swaeren cooperen kandelaer waerin een kaers brandende stont, met een groote hevigheijt ende boosheijt met een averechtse handt opgevath, smijtende ende werpende hem affirmant daer mede soodaenigh op de slincker syde van sijnen hooffde, dat hij daer van een groote ende periculeuse wondt in synen hooffde heeft ontvangen. De chirurgijnen constateerden een contusie op de selve lincker schouder ende een swaere vleeswonde op de slincker sijde op het been bregma, neffens de suture coronal, penetrerende tot het cranium ter lengte van twee duijm onbegrepen.
Directe getuigen in de herberg waren er niet omdat met het gooien van de kandelaar het licht meteen uit was. Na het gebeuren strompelde Van Trier de opkamer af en ontmoette zowel de knecht als de meid van Johan Sweens. Tegen de knecht had Van Trier nog gezegd: Hoe heeft hij mij daer getracteert! En tegen de meid Jenneken Jan Geraerts, ‘hebbende syn handt aen syn hooft’: Och Jen! Twee weken later overleed schepen Van Trier alsnog aan zijn schedelbreuk.
Op 25 juli 1718 deden de kinderen van Johan Sweens afstand van de brouwerij en huis Den Bosch. Moeder Catharina Sweens was inmiddels naar Diessen verhuisd en in haar geboortehuis, het huidige Pannenhuis, gaan wonen. In het openbaar werden huis, brouwhuis, peerde en koeistal, schuur en hof gelegen aende Gemene Plaetse verkocht. Koper Goossens moest toestaan dat zijn oostelijke buurman schepen Peter Sweens gebruik maakte van de achterste put. Ook moest die opdraaien voor de helft van de kosten van het onderhoud.
Peter deed ook niet moeilijk toen men in 1718 naast zijn woning een nieuwe schuur bij de pastorale woning aan het bouwen was. Men kwam tot de ontdekking dat men de scheidspalen niet kon vinden. Van Sweens mocht men verder metselen en verklaarde te vreeden te wesen dat den gevel van de schuere recht op uyt den gront nevens henne huysinge aen werde opgemetselt oft het binnen oft buyten de scheitspalen van henne erve mochte wesen oft niet. Een Beekse schepen die … over zijn eigen ‘schaduw of scheidspaal’ heen sprong!