Bekenaar op 18 juni 1815 gewond bij de Slag bij Waterloo

Zal een nieuw industrieterrein de Grote Westerwijk na de jaren '70 opnieuw een 'slag' toebrengen?

Adriaan Aben werd op 8 augustus 1783 geboren in Goirle als zoon van Johannes Aben en Cornelia Schepens. Na de dood van zijn moeder in 1788 vertrok het gezin naar Hilvarenbeek. Adriaan trouwde de Beekse Johanna Geerts en ze gingen in de Voort wonen. Daar werd op 12 februari 1809 Cornelia geboren en Gerardus zag er op 23 maart 1811 het levenslicht. De dagloner Adriaan had nog maar nauwelijks zijn weinig lucratieve beroep van dagloner verruild voor de wapenrok, toen zijn jeugdige echtgenote Cornelia Schepens op 2 juni 1814 overleed. Enkele maanden eerder had de 31 jarige Adriaan Aben uit de Voort dienst genomen in het prille Nederlandse leger. Hij werd op 29 april ingelijfd als fuselier bij het 19e Bataljon van de Nationale Militie. Kort na de Franse overheersing door Lodewijk Napoleon werd in 1813 immers weer een eigen Nederlands leger geformeerd binnen het Koninkrijk der Nederlanden.

Nadat Napoleon uit zijn ballingschap op Elba was ontsnapt, wist hij binnen de kortste keren weer een keizerlijk leger op de been te brengen. Hij trok op naar het noorden en op 15 juli verscheen hij aan de grens met België. Op 18 juni 1815 stond Napoleon recht tegenover de hertog van Wellington, waaronder het Nederlandse leger onder bevel van de kroonprins Willem zich gevoegd had. Napoleon werd definitief verslagen. Onze Bekenaar Adriaan Aben hield ook geen prettige herinneringen over aan deze historische veldslag. Door een kogel werd hij dusdanig aan zijn hand gewond, dat hij die niet meer kon gebruiken. Na verpleging keerde het oorlogsslachtoffer op 1 mei 1816 terug met een pensioen van 91 gulden per jaar. Op 29 september 1816 trouwde hij voor de tweede keer met de 18 jarige wees Aloysa van der Meijden uit Nijmegen, alwaar hij werd verpleegd.

Op 19 juli 1817 werd uit dit tweede huwelijk dochter Maria Catharina geboren en op 6 april 1819 vertrok het gezin naar ’s-Hertogenbosch. Hij vond woonruimte in de Tolbrugstraat en de oud-strijder verdiende de kost als opperman. Daar ontmoette hij de districtscommissie van het ‘fonds 1815’ en die vroeg voor hem op 1 mei 1819 een ondersteuning aan voor de ex-fuselier. Deze commissie regelde voor hem een vergoeding van 30 gulden per jaar alsmede een verhoging van 15 gulden per jaar met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 1816. De twee kinderen die al geboren waren toen de vader gewond werd, kregen elk 20 gulden per jaar tot hun achttiende jaar. Op 28 mei 1819 vertrok het gezin Aben weer naar Beek terug en men ging in de Westerwijk wonen alwaar Adriaan het ambacht van dagloner weer oppakte. Daar werden nog enkele kinderen geboren. Onze Beekse oud-strijder overleed op 4 februari 1857 en was grootvader van diverse kleinkinderen. Maar kun je niet beter arm doch kinderrijk sterven op de Grote Westerwijk dan … naamloos in Waterloo?

Vergelijkbare berichten