Biestse vroedvrouw in 1703 in Beek beschuldigd van hekserij
Willem Geraert Wijten overleed op 8 april 1587. Hij was schepen van Hilvarenbeek en deken van de Broederschap van het Heilig Sacrament. Zijn tweede zoon Wouter was getrouwd met Lucia Jan Adriaens Goissens. Zij bezaten een boerderij in de Kleine Westerwijk en hij verkocht een rente aan de oude kapel van Sint Lambertus aldaar. Ook bezaten zij het stuk grond de Neckerspoel ter plaatse. Wouter en Lucia kregen vier zonen en hun dochter Juetken. De derde zoon heette Adriaen Wouters Wijten de Oude. Adriaen bezat verschillende stukken grond op de Westerwijk en het vijfde part in de ‘Kapelboerderij’ staande ten westen van de Lambertuskapel. Bovendien deelde hij met Peter Gerrit Wijten een boerderij aan de Sleurdijck op de Westerwijk. Hij was getrouwd met Margriet Merten Hendrick Claes die op 1 oktober 1613 in Diessen gedoopt werd. Haar ouders waren Merten Henrick Jan Claes Voskens en Berbel Cornelis Wouters van den Broeck. Margriet oefende het beroep van vroedvrouw uit.
Samen kregen zij een dochter die bij haar doop op 21 november 1643 Sijken genoemd werd. Net als haar moeder werd zij traditiegetrouw ook vroedvrouw. Reeds op 20 jarige leeftijd verkocht zij het stuk grond de Krekelshof dat zij van haar tante had geërfd. Daar kon dus niet meer opnieuw over gekrakeeld worden! Op 10 februari 1669 trouwde Sijken voor de schepenen met Hendrick Corstiaen Huybrechts Looijen, wiens vader boerde op het Heieind op de Biest. Twee dagen later trouwden Sijken en Hendrick in de Beekse kerk en zij bleven op de Biest wonen.
In de zomer van 1703 deed zij op het Beekse raadhuis aangifte van zeer ernstige mishandeling. Op 7 juli stapten de Beekse schepenen naar het huis van de chirurgijn mr. Adriaen Hanegraeff aan de zuidkant van de Markt, met als buurman Peter Wouter Nouwen. Onze Biestse vroedvrouw was op het nippertje ontkomen aan een moordaanslag door die Bekenaar Nouwen. Toen de vroedvrouw thuis nog in bed lag werd zij ’s morgens rond acht uur door Marie Cornelis Schijvens, de dienstmeid van Nouwen die op de Kleine Westerwijk woonde, verzocht om mee naar het huis van haar baas te gaan. Een van zijn kinderen was blijkbaar plotseling ernstig ziek geworden.
Toen de nietsvermoedende vroedvrouw binnen was sloot Peter Nouwen onmiddellijk de deur en begon hij haar te bedreigen. Met een bloot mes in zijn hand riep hij: Gij hecx, gij hebt mijn huisvrouw, kinderen en vee bedorven en betoovert. Vervolgens beet hij haar toe dat zijn kippen geen enkel ei meer legden! Zwaaiend met het mes boven zijn hoofd pakte hij haar hand en gilde vol toorn: Nu sal ick u den hals afsnijden, of ghij sult herdoen dat ghij gedaen hebt. Toen begon het slachtoffer te lamenteren en te bidden. Daarop werd zij door de huisbaas op de grond gesmeten en de huisvrouw en de meid begonnen Sijken meedogenloos met klippels te slaan. Vervolgens hield de vrouw van Nouwen de vroedvrouw hardhandig tegen de grond gedrukt en zij brulde: Slaet de hecx dat het door gaet, want de duijvel voelt het niet. En Nouwen brieste witheet: “Mijn koeien geven totaal geen boter meer!” Goddank wist zij halsoverkop te ontkomen en kon ze haar verwondingen aan de schepenen laten zien. Eigenlijk had onze Biestse vroedvrouw heel veel geluk gehad. Dit conflict met die ‘heetgebakerde Bekenaar’ had ook goed kunnen eindigen op de Beekse brandstapel. Maar heeft het tussen Beek en de Biest … wel ooit goed geboterd?