Chirurgijn in 1669 in Beek uitgescholden door kwakzalver

In de zeventiende eeuw kreeg Hilvarenbeek regelmatig bezoek van een of andere kwakzalver: een landloopend geneesmeester of geneesswetser. Ook Middelbeers kreeg in 1870 nog bezoek van de koopman Cremers uit Weert. Hij vertelde in het openbaar dat hij geneesmiddelen bij zich had: boomwortels, stukken zalf, poeders en flessen met vocht gevuld. Ludovicus van de Zanden, een goedgelovige metselaar met geweldige kiespijn, kocht voor vijf cent een dier wortelen. Toch werd deze Hendrik Cremers op 7 februari vrijgesproken.
De ‘quack- of lapzalver’ was een praatjesmaker, een bedrieger die de mensen op marktpleinen via tromgeroffel voor het lapje hield. Hij behandelde zowel dieren als mensen. Hij speelde dokter, apotheker en veearts, zonder hiervoor diploma’s te bezitten. Zo werd in 1615 Adriaan Servaes Schilders in Beek verdacht bevonden. Deze schoenmaker uit de Gelderstraat zou met toverspreuken ziek vee genezen hebben.
Vaak werd ook een beroep gedaan op de plaatselijke smid. Maar in 1659 werd de Esbeekse timmerman Wilbort van den Nieuwenhuysen bij een zieke koe geroepen. Hij beurde vier gulden, doordat hij de geïnfecteerde koe met een quaet uijer genas. Als mensen ziek waren, kon men natuurlijk ook op bedevaart gaan. Dat deed Margrieten Jan Katerinensoen in 1383. Op 16 september ging ze met haar ouders naar ’s-Hertogenbosch om te bidden tot Maria. Ze was al drie jaar verlamd aan haar rechterbeen: ende doen si die bedevaerd gheloeft hadden, doe wert terecht beter ende si genas temale.
Op de Beekse weekmarkten lieten zich regelmatig kunstenaars van allerlei soort zien. Die charlatans (het Italiaanse ciarlatano betekent goochelaar), wisten maar al te goed hoe ze het volk konden imponeren. Zelfs namen ze het soms op tegen de regerende chirurgijn!
Zo verscheen op 3 maart 1669 eenen seeckeren quacksalver ofte landtlooper op de Beekse Markt. Hij noemde zich zelf mr. Cornelis van Meurs en vol lof prees hij zijn kunsten en medicijnen aan. De reguliere chirurgijn mr. Johan van Campenhout werd door hem ‘en plein publiek’ zelf uitgescholden voor kwakzalver! Deze gerespecteerde ‘schurruzijn’ woonde reeds sinds 1659 in Beek, waarna hij in 1660 zijn praktijk uitoefende in herberg de Swaen aan het Marktveld. Hij werkte trouwens samen met zijn broer Michiel. Johan van Campenhout liet het er overigens niet bij zitten en reageerde furieus op de aantijgingen van die kwakzalver. Hij spande een procedure aan tegen de onverlaat, die niet eens in staat zou zijn een simpele bloedzweer te genezen. Van Campenhout noemde de indringer in de Beekse medische wereld een Jan Potagie. En de kwalificatie ging niet veel verder dan enen infaemen ende schandaleusen buffoen. Of onze chirurgijn de beledigingen naar hem toe echt te zwaar had aangetrokken is niet duidelijk. Binnen een maand na het ‘medisch conflict’ overleed onze chirurgijn echter in het harnas. Zijn zonen Cornelis en Peter werden later in Beek ook chirurgijn, maar de kwakzalver … was hem al lang ‘gesmeerd’!