Chirurgijn krijgt in 1674 geen centen van arm Esbeeks boertje
De huisarts van vroeger noemde men chirurgijn. Daarnaast waren er ‘medicinae doctores’ en vroedvrouwen, die het vak van hun moeder leerden. Ook de chirurgijn bekwaamde zich niet op de academie maar verwierf zijn kennis net als de schoenmaker, smid of timmerman bij zijn vader of als leerling bij een andere chirurgijn. De eerste ‘echte dokter’ die zich in Beek vestigde was Jacobus Glavimans. In 1686 werkte hij in Beek naast de chirurgijn. Deze laatste was meer de ambachtsman: hij spalkte gebroken ledematen, amputeerde indien nodig, deed de aderlating en verbond de patiënten. De dokter schreef de medicijnen voor en de chirurgijn diende die toe.
Bij autopsie, de lijkschouwing die bij ongelukken en moorden verplicht was, stond de chirurgijn zijn mannetje! Zo deed chirurgijn Adriaen Hanegraef de lijkschouwing bij het slachtoffer tijdens het ‘losschieten’. Tijdens een braspartij in ‘Boerderij Hendrixen’ in Esbeek in 1713, toen was er een herberg ingericht, werden bij de buurjongen Jan Laureys Leenderts van Loon de hersenen ingeslagen. Zonen van de familie Hanegraef waren drie generaties lang als chirurgijn actief in Beek.
Een vermaarde chirurgijn was ook Jan van Campenhout. Sinds 1659 woonde hij in Beek en had hier herberg de Swaen gekocht. Daar oefende hij tevens zijn praktijk uit. Zijn beide zoons Cornelis en Peter zouden hem later opvolgen. Op 3 maart 1669 werd hun kundige vader nog door een ‘kwakzalver’ die in Beek was neergestreken, zelf voor nietsnut of kwakzalver uitgescholden. Jan liet het er niet bij zitten en spande een procedure tegen hem aan.
Ook had hij wat problemen met Esbekenaar Jan Schilders. Toen deze straatarme boer dertig jaar oud was werd bij hem met een houweel de schedel ingeslagen! Chirurgijn Jan van Campenhout onderzocht de patiënt en rapporteerde: de schotel des hoofts is geborsten geweest ende gebroocken. Uit zijn ‘bekkeneel’ (hersenpan) had de dappere chirurgijn niet minder dan achttien stukjes bot gehaald. Een ware kunstgreep, die tot in de verre omtrek niet onbekend bleef. In de omringende dorpen noemde men hem een cloeck ende verstandich chirurgijn.
Jan kon echter de rekening niet betalen. In 1688 huurde hij op Gorp een camer met de schuer. Een jaar later verliet hij een hoeve in Esbeek in de Groenstraat en die werd door de schepenen geïnspecteerd. Schop en schuur waren al verkocht en van de aanstede was niet meer overgebleven dan een out, desolaet vervallen huijsken van twee gebint. Het lag aan alle kanten open, zonder wanden of deuren en het dak was ook totaal versleten. Zijn zoon Aert bleek nog armer te zijn. Toen van hem op het Marktveld in 1715 in het openbaar spullen werden verkocht, ontstond er een gigantische rel! Een protest tegen de algemene armoede, waarbij zelfs de wethouder met de haren van de verkoping werd weggesleept. Gelukkig kunnen deze lieden tegenwoordig … rustiger van het toneel verdwijnen!