De dochters van Johannes Goropius Becanus in 1565

De schoonzoon van Jan van Gorp vervoerde met de VOC vanaf 1602 veel tarwe vanuit Danzig

Er zijn reeds veel artikelen gewijd aan het leven, het werk en de nalatenschap van Johannes Goropius Becanus, die op 23 juni 1519 in de Beekse haardgang Gorp werd geboren. Jan noemde zijn vader Gerit een belezen en geletterde man en zijn moeder Mechteld Coremans uit Bavel beschreef hij als een ‘mooie en intelligente vrouw’. Over de nakomelingen van deze befaamde Bekenaar is nog weinig gepubliceerd. De clericus mr. Jan van Gorp huwde in 1562 met de welgestelde weduwe Katheline de Cordes en zij gingen in een riant huis wonen dat grensde aan de Nieuwstraat dichtbij de Keizerspoort in Antwerpen. Het Antwerpse echtpaar kreeg twee dochters, die beiden een deftige humanistische opvoeding kregen.
Catharina Goropia Becana, in haar jeugd Lijnken genoemd, huwde de rijke Antwerpse koopman Antonio van Surck. Na hun dood lieten zij in de Brabantse westhoek een polder na, genaamd den geheelen Bols polder, soo bedyckt, besomersaidt als dychettingen ende gorsen. Uit dit huwelijk werden twee zonen geboren: Eduard en Emanuel. Deze laatste woonde in IJsselstein en was een zwager van P. C. Hooft.

De tweede dochter Elisabeth werd geboren in 1565. Als kind heette zij Beelken en later Ysabeau Goropia Becana. Zij trouwde op 25 september 1594 met de zoon van de rijke Antwerpse lakenkoopman Christoffel Quinget. Deze Gaspar vestigde zich met zijn vrouw als koopman en bankier in Amsterdam. De erg succesvolle koopman was in 1602 een van de grootste aandeelhouders bij de oprichting van de VOC. Hij legde 37.000 gulden in en in 1615 was hij de grootste aandeelhouder van de Amsterdamse Wisselbank.
Ook was hij daar de grootste bevrachter. Quinget handelde op Italië en de Levant, op Spanje, Oost-Indië en de Oostzee. Met de schepen Den Coninck, De Mereminne, Oranjeboom en Sinte Marten vervoerde hij tonnen tarwe, rogge en bonen van Danzig (Gdansk) naar Venetië en Genua. De retourlading bestond veelal uit ‘malvezij wijnen’.

De handel was uiterst lucratief, maar kende ook veel gevaren en risico’s. In 1601 was hij volop in overleg met de koningin van Engeland om aangehouden schepen terug te krijgen. De zeeroverij lag steeds op de loer. Averij en muiterij waren aan de orde van de dag. Dit laatste ondervond hij in 1608 op zijn schip De Rode Leeuw met 200 ton onderweg naar Barbarije. Op 4 april 1613 scheepte Gaspar zichzelf in op de Middelburg met een lading van 800 ton en commandeerde hij een complete vloot naar Bantam. Op 5 februari 1614 kwam hij aan in die Javaanse havenplaats. Toch zou het slecht aflopen met onze gewiekste zakenman, die in 1618 zelfs failliet ging en met de noorderzon vertrok. Zijn vrouw Elisabeth werd op 17 januari 1633 in de Oude Kerk in Amsterdam begraven en liet drie kinderen achter. Maar liet haar vader Jan niet een stapel boeken en … veel vraagtekens achter?

Vergelijkbare berichten