De Koestraat loopt omhoog naar de Markt uit 1328
Als we bij de oude Beekse verbindingsweg van de hoek van de Varkensmarkt naar Biest-Houtakker, de Hakvoortseweg genaamd, moeten denken aan het omdoen van het vele hakhout dat er zou groeien, dan geloof ik daar uiteraard geen spaan van. Een hacke was op veel plaatsen een ‘zandplaat’. Maar wat het element ‘hak’ of ‘haak’ bij de Hakvoortsebrug betekende, kunnen we nu ter plaatse links en rechts nog aan de loop van de Beek zien. Zonder iemand een hak te willen zetten moeten we volgens mij hier bij ‘hak’ of ‘haak’ in eerste instantie denken aan een hoek of kromming bij een rivier of perceel akkerland. Andere veel hiervoor gebruikte elementen waren: winkel, schrik, ham of keer.
In de gangbare literatuur wordt steeds aangehaald dat een ‘voirde’ de naam van de rivierovergang was zonder de aanwezigheid van een brug. Sommige toponymisten en ‘waterdeskundigen’ veronderstellen dat de oorspronkelijke betekenis van een voirde luidde: een zandrug tussen twee veenkommen. Begrijpelijk dat daar de doorsteken in de rivier werden aangelegd. De betekenis zou dus van de omgeving overgegaan zijn naar de rivierovergang zelf! Alle mij bekende ‘voirden’ in Hilvarenbeek voldoen daar aan.
Laten we verder eens stilstaan bij de oorspronkelijke betekenis van de Doelenstraat. De oude betekenis van ‘doel’ of ‘doele’ was: grensafscheiding. In oorsprong duidde het op een greppel als grens tussen twee percelen. Op de Veluwe gaf het element in een groter verband de grens aan tussen de marken. Het is hier in Beek uiteraard bekend dat de ‘schietterreinen’ van zowel het St. Joris Gilde als het St. Sebastiaan Gilde met hun beide doelen links en rechts van de huidige Doelenstraat lagen. De oudste vermelding van de straat met deze naam dateert pas uit 1714. Toen erfde Willem van Hees de ‘Doelenacker’ west de Doele en Strate. De oudere benaming van die straat richting de Voort en Tilburg was echter ‘Molenstraat’ of ‘Boschbaan’. In 1657 bezat Aleyt Michiel Betten immers een zaailand west de Voortse Pad tegenover de ‘Handboochs Djoelen’ en naast de Oude Molenstraet of Gemene Boschbaene oost. De huidige molen de ‘Doornboom’ kende dus al een vroege voorganger en die stond heel begrijpelijk in het gehucht het Slipbroek op een ‘doorn’ (= hogere zandrug) gelegen.
De meeste oudere dorpen en steden hebben een Koestraat, die alle typisch in het oude centrum uitkomen. Zonneklaar: de oude centra waren altijd hoger gelegen en een van de wegen daar naartoe die uiteraard omhoog liep en parallel aan een beekje of waterloop werd Koestraat genoemd. In Oirschot en Hooge Mierde kent men prachtige voorbeelden van ‘Koestraten’ die hellend naar het centrum lopen. In Tilburg sprak men in de zestiende eeuw van die Coestraet after den Hovel. In Esbeek ligt aan de voet van de hoge Dunse Bergen de rivierovergang die we nu nog Koevoirt noemen. De elementen ‘koe’, ‘kou’ (cau) en ‘kol’ betekenden alle: hoog. Om dit te bewijzen moeten we naar Liempde. Daar heette voorheen de ‘Koestraat’ gewoon ‘Kollenbergh’! In 1838 maakte meester Broeders in zijn bekende ‘Beekse boekje’ er hier ter plaatse nog Koeijenstraat van. Deze ijverige Beekse schoolmeester, de meest geografisch-historisch onderlegde Bekenaar van zijn tijd, wist echter niet beter en hij werd met de Paardenstraat en de Varkensmarkt in de nabijheid ook op het verkeerde been gezet. Had die Beekse meester in zijn grote vakantie niet beter ‘de koe bij de horens gepakt’ en eerst even kunnen gaan wandelen … naar de top van de Limburgse Cauberg?