De Lazerij aan het historisch IJzeren Kaaien Straatje

Het Laserushuisje stond achteraan rechts aan het IJseren Keistraatje in het Klein Loo

Zeker vanaf 1556 stond buiten de dorpskom aan de zuidkant van de Roovertse Dijk in het Klein Loo een Laserije, een leprozenhuisje of ‘Lasarus Huysken’. Bekenaren die de zeer besmettelijke ziekte van melaatsheid hadden opgelopen werden in dit eenvoudig huisje van de gemeente in quarantaine gehouden. In 1688 zwierf de dochter van de armlastige Esbekenaar Willem Bruers door de straten van Beek. Zij was melaats: laseris ende dientengevolge met de clep haer aelmoesen dagelijcx gaet versamelen. De klepdoos was de collectebus en de klep waarschuwde voor het besmettingsgevaar. Wellicht had het Lazarushuisje reeds lang haar gemeenschappelijke functie verloren, want in 1637 bezaten de kinderen van Peter Jan Bruers de ‘huysinge’ de Laserij. De naam van het huis bleef natuurlijk lang voortleven. Zo geboden de wethouders in 1648 dat niemand meer met paard en kar over de Dijk naar Roovert mocht rijden tussen de Laserij en Roovert. In 1663 verkocht de gemeente enkele ‘Nieuwe Erven’ aan de Lazerij aan het Klein Loo. Jan van de Kerckhof bezat in 1665 de beemd aan de Lazerij.

Wouter van Dam verkocht in 1678 een beemd achter de Lazerij west een Straatje en noord de Vroente of Heide. Jan Michiel van Selst kocht in 1682 het weiland de Lazerij zuid een ‘Beeksken’ en west de Vroente (=Heide). Johan van de Kerkhoven bezat in 1690 de Beemd aan de Lazerij. Op 5 oktober 1694 was de ‘Armen van Beek’ eigenaar van het huisje, want toen verkocht die Tafel van de Heilige Geest het huysken aent Cleyn Loo genaemt de Laserije noord de Gemeynt. Willem van Tilborch, de rentmeester van die liefdadigheidsinstelling, verkocht later in 1694 aan Jacobus van de Kerkhoven een ‘erfken daer het hysken op gestaan heeft’ genaamd de Lazerij aan het Klein Loo. Blijkbaar had het Beekse Armbestuur het huisje laten afbreken. De naam ging over op het perceel en de aangrenzende gronden. In 1696 begon men met het vergaderen voor het ‘sligten der wegen’ bij de Lazerij: daar begonnen ook de cultuurgronden. In 1702 werden in Beek de wegen opgemaakt wederom beginnend aan de Lazerij. Helena van de Kerkhof erfde in 1714 de Lazerij noord de Gemene Straat (=Roovertse Dijk). Leendert van Reysinge verkocht in 1715 twee Veldekens achter de Lazerij west een Straatje. En dat was het IJzeren Kei Straatje.

Jan Jan Hendrikx moest in 1731 de Straat aan de Lazerij opmaken en in 1737 verkocht hij zijn perceel aan het ‘IJsere Kruys’ groot drie loopse. Willem Jan van Poppel verkocht in 1740 het weiland de Lazerij groot drie loopse aan het IJsere Kruys. De beemd aan de Lazerij van Johannes van Trier de Jonge in Loo en Heikant werd vermeld in het Verpondingsboek van 1777. Groes de ‘Laserijen’ van Jacob van Trier was nummer 485 in de lijst van ‘Opgemeten Landerijen’ in 1792. De schepen Cornelis Naaijkens verkocht voor de gemeente in 1802 een Voorhoofd aan de Lazerij aan de noordzijde van het ‘Eizere Keistraatje’. J. Abrahams mocht in 1925 een boerderij bouwen op sektie D nr. 729 genaamd de Lazerij bezuiden de Roovertse Dijk. En dat was de exacte locatie van het voormalige ‘Leprozenhuisje’: de zuidoost hoek van de Roovertse Dijk en het IJzeren Keien Straatje. Dit historisch zandweggetje, eerder ook wel Agathastraatje genoemd dat tevens de grens van de cultuurgronden naar de ‘vroente of heide’ aangaf, was een doelbewuste korte verbinding tussen het Klein Loo en de Heistraat in de Veldhoven. Het werd door de laatste ruilverkaveling ‘belazerd’ even in quarantaine gezet en was uiteindelijk als een ‘smet in het rommelige landschap’ ten dode opgeschreven. Moeten de Beekse regeerders dit middeleeuws cultuurhistorische zandpad niet onmiddellijk ‘met de klep in de hand’ nieuw leven inblazen, zodat het zware landbouwverkeer de Vrijthof niet meer … hoeft te besmetten?

Vergelijkbare berichten