De roerige grens tussen Roovoirt en de Tulderhoef vanaf 1331

Mieke uit Poppel en Trees uit Esbeek hielden in 1992 de ‘wandelende’ grenspaal 208 even in bedwang, doch tapten ze liever uit een ander vaatje

Op zaterdag 29 april jl. maakten wij met een aantal enthousiaste en zeer geïnteresseerde leden van Ioannes Goropius Becanus een fietsexcursie langs de oude Beekse grenzen. Gingen we vorig jaar tijdens deel 1 vanaf Roovoirt rechtsom naar Abcoven, nu liep het traject vanaf die plaats linksom. De titel van deze tweede tocht was: ‘Van Roovoirt naar Koevoirt’. Het laatste gedeelte tussen Grenspaal 207 en het bruggetje bij Koevoirt, nu een kaarsrechte zandweg en oorspronkelijk een denkbeeldige lijn met om de vijftig meter een duidelijk zichtbare ‘zandbult’ in de onmetelijke heide, vormde voor ons geen probleem. De volgzame en brave inwoners van de Mierden maakten in het verleden trouwens ook maar één keer kritische opmerkingen. Dat was toen hertog Jan II op 24 augustus 1331 die gemeyntsgrens op papier zette en de Mierdenaren verontwaardigd kritiek leverden: Jullie helpen ons qualijck werden! (Jullie maken ons arm). Op deze lijn hebben de dorpsgrens en de gemeyntsgrens (woeste gronden) tot nu altijd samen gevallen. Het grenspunt bij de Koevoirt in de huidige Reusel werd in 1331 omschreven als: ab illo loco supra Coevoirt (van die plaats af aan gene zijde van de Coevoirt). Werkgroep Heemkunde Esbeek bouwde daar het nostalgische bruggetje en legde daarnaast een authentieke voirde aan. De werkgroep ging ter ziele, maar de twee constructies hielden het hoofd boven water. Dat Ioannes Goropius Becanus hier binnenkort een mooie nieuwe grenspaal zal gaan plaatsen, staat als een paal boven water.

Paal 209, ons startpunt bij de Roovertse Brug, werd geplaatst op 11 november 1844. Dit als gevolg van het Verdrag van Maastricht op 18 augustus 1843 waarbij de twee huidige koninkrijken ontstonden. Paal nr. 1 werd gezet in Zeeuws-Vlaanderen en de laatste (nr. 388) bij Vaals in Limburg. Deze genoemde paal, die overigens een houten voorganger had, woog 372 kg en was hol van binnen. Bovenop deze gietijzeren kegelvormige paal was een knop geschroefd van 17 cm hoog. Hij diende 130 cm boven de grond uit te steken. Vanaf dit punt heeft de grens altijd al een klein stukje midden in de kronkelende rivier de Leij of Poppelse Aa gelopen tot aan de sluis en het rad bij de oude watermolen. Aan de Hollandse kant verscheen in het gietwerk een ‘leeuw met pijlen en zwaard’ en aan de Belgische zijde een ‘klauwende leeuw’. Die werden overigens, net als de knoppen, pas in juni 1852 zwart geverfd en de palen zelf wit.
Sinds het ontstaan van onze dorpen vormde een kaarsrechte lijn tussen de genoemde sluis en de Tulderhoef de grens tussen Beek en Poppel/Weelde. En dat was best wel belangrijk voor de regeerders. Werd een dief of vagebond gevangen aan de oostkant van die grens dan werd die berecht in Hilvarenbeek. Wanneer er moord of doodslag plaatsvond aan de westkant dan kon Weelde opdraaien voor de kosten tijdens het gevoerde proces.

Exact vanaf de vuurstede (haal) van de zeer oude Tulderhoeve liep de grens verder naar de latere paal 207. Die werd in 1331 omschreven als: After Dekker Steeten Putte retro Tulden. Het oudste Beekse zinnetje op papier dat ik ooit heb gezien: ‘achter de plaats van de put op de akker achter Tulden’. Die genoemde ‘Putte’ is de onlangs gerestaureerde Meurtel op de Lange Akker.
De grenspaal 207 vormde vroeger ook de ‘gemeyntsgrens’ tussen Beek en de Mierden en verder tot aan Schatputte tussen Beek en Poppel. Dat was een belangrijke ‘economische grens’. Alle boeren wisten exact waar men turf mocht steken, hei maaien, beesten hoeden en wit zand halen.
De gezworene in elk dorp gaf dat jaarlijks aan. Die van Poppel waren al heel lang ontevreden en regelmatig waren er grensconflicten. Op 14 augustus 1563 liet men ‘Schatputte’ liggen en er werd veel meer westelijk een nieuw gemeyntsgrens gemaakt: vanaf de sluis bij Roovoirt recht langs de uiterste hoek van de akker van Tulder aan seker Hulschoten daar enen Eick in staat. En dat, later paal nr. 208 (zie foto), lag precies op het nog bestaande zuidelijke historische stukje dorpsgrens tussen Beek en Poppel. Op 8 oktober 1633 waren er weer problemen. Nu vanuit de Tulderhoeve die nog steeds in eigendom was van de Norbertijnen uit Averbode: zij wilden weer iets meer ‘gemeynt’ en kregen een grote driehoek terug toegewezen. De grens daarvan werd omschreven als: van de scheidspaal van Mierde op seker rondeel op 21 roeden 12 voet van de Tulderse Gracht. Op dit laatste punt, in de troebele jaren van de Tachtigjarige Oorlog werd hier een ‘schans’ ingericht, verrees bij de Vrede van Munster in 1648 de eerste houten tussenpaal. In een kaarsrechte lijn tot aan de sluis bij de watermolen kwamen er 11 te staan. Zij vormden samen zowel de nieuwe dorpsgrens als de nieuwe landsgrens: de Noordelijke en de Zuidelijke Nederland. De oude paal van de dorpsgrens in de Tulderhoeve, die boerderij werd meteen in 1662 afgebroken en iets naar het westen groots opnieuw opgebouwd, kwam ook bij de latere 207 te liggen en heette: Paal Tulderhoef! De oude gemeyntsgrens had na 1798 geen functie meer. Koning Willem I mocht tussen 1815 en 1839 even de grensstenen wegmoffelen, maar na de onafhankelijkheid van België verrezen eerdergenoemde palen 207, 208 en 209. Tussen 208 en 209 werden de houten palen uit 1648 vervangen door 11 arduin stenen tussenpalen. Onze voormalige vorsten waren altijd erg attent op hun grenspalen. Onze huidige koning Willem (IV) zocht wel vaak de grenzen op en soms verlegt hij die nog. Maar toch hopelijk nooit meer die … tussen Beek en Poppel?

Vergelijkbare berichten