Dienstmeid goed verwend door Beekse dominicaan in 1837
Op 23 september 1762 werd Cees van Erck in Hilvarenbeek geboren. Hoewel zijn vader Nicolaas van Erck de eigenaar van het statige huis aan de Markt pal aan de oostkant van brouwerij De Roos was, stond de wieg van kleine Cornelis in de Gelderstraat. De buurman aan de zuidkant was de smid Walschots en aan de noordkant liep de Zuiderbeek. Daar woonde kort na 1756 immers het gezin van Nicolaas van Erck, volgens de Lijste of quohier van alle de huysen en wooningen onder den dorpe van Hilvarenbeek.
Als jonge knaap vertrok Cees naar Antwerpen om daar bij de dominicanen na een gedegen studie toe te treden tot de ‘predikheren’. Op 28 november 1792 werd de net 30-jarige Bekenaar Cornelius van Erck benoemd tot pastoor op de dominicaner ‘statie’ aan den Steiger te Rotterdam. In deze parochie zou Cees van Erck uit Beek gedurende 24 jaar pastoor blijven. In juni 1816 vertrok hij naar België om in Lillo geestelijke herder te worden.
Notaris Jan Wiercx ontving op 29 maart 1822 vier getuigen om het testament van pastoor Van Erck te beschrijven. Allereerst dienden na de dood van de vermogende pastoor 1500 missen te worden opgedragen tot lafenis zijner ziele. Ze moesten gelezen worden eerst en vooral door Predikheeren. Dat de orde der dominicanen erg aan het teruglopen was, blijkt wel aan de toevoeging van de pastoor: edoch deze niet meer zijnde dan aan Minderbroeders, Cappucienen, Norbertienen, Augustijnen, Beggarden, geschoende en verder ongeschoende Carmelieten met een woord eenig en alleen aan geordende Geestelijken!
Zijn jongste broer was Steven of Stephanus van Erck die meester smid was en aanvankelijk in Diessen woonde. Even later kocht hij het huis annex smederij aan de Beekse Vrijthof voor 400 gulden. Dat hoekhuis verkocht hij overigens in 1808 aan dokter Francois de Lang, die er een brouwerijtje zou inrichten. Steven van Erck had ondertussen een huis in de Gelderstraat gekocht. Ik vermoed dat in dat Wesselaars Huysje ook de pastoor in ruste zijn dagen verder gesleten had.
Binnen een half jaar na zijn overlijden dienden de executeuren Johannes van de Klun en Jacobus van Rijkevorsel, beiden Rotterdamse kooplieden in wijnen, voor een bedrag van 3000 gulden solide rentebrieven of hypotheekbrieven aan te kopen. Zij beurden overigens ieder 500 gulden voor hun geleverd werk als executeur. De brave dienstmeid Johanna Wouters tenslotte, kreeg ook 500 gulden. Daarnaast werd ze behoorlijk in de watten gelegd: een bed, hoofdpeluwe, drie kussens, twee lende kussens, eene matras, een strozak, twee paar lakens, twee paar kussenslopen en twee paar lende kussenslopen. Tot slot mocht ze kiezen uit enkele zilveren lepels en vorken. De Beekse pastoor Van Erck stierf op 9 april 1837 in Hilvarenbeek. Wat was er voor een ‘geordende geestelijke’ nog hemelser dan … een dienstmaagd stevig in de watten te leggen?