Diessense Duitser erg gebeten op notabelen in 1794

Bernardus Monheim moest niets hebben van de Diessense geestelijken en regeerders

Terwijl Hilvarenbeek op 27 augustus 1794 via de Roovertse Dijk werd opgescheept met een gigantisch Frans leger, werden de Diessense dorpsbestuurders aan het schrikken gemaakt door Bernardus Monheim, zijnde een Duytzer. Sinds twee jaar vertoonde hij een zeer ondeugend gedrag en werd hij als een gevaarlijk persoon in Diessen beschouwd. Uit enkele ondervragingen, hij zou gedeserteerd zijn uit zowel het Keizerlijke als het Hollandse leger, bleek dat denselven onzinnig en zelfs volkoomen verstand niet machtig is.
Omstreeks Allerheiligen van 1793 werd in Diessen bij Francis van der Meijs (nu Heuvelstraat 29), die reeds te bed lag, aangeklopt en geroepen: “Maak open en wijs mij de weg”. Hij gaf uiteraard geen gehoor maar zag wel tot zijn schrik dat iemand door de glas raam alwaer een glas uyt was en met papier toegeplakt zijn hand naar binnen stak.

Dochter Johanna was ook wakker geworden en kwam onverschrokken hulp bieden. Met de rug van een mes gaf ze een flinke klap op die ‘vreemde hand’. Onmiddellijk hoorden zij vloeken en schelden in het Hoog Duits: Soe uw niet opendoet en den weg weijst sal ik het huys in brand steeken. Ik heb sulver genoeg en vuur zal ik wel krijgen. Hoewel zij de aanvaller niet konden zien wisten zij, aan de vreemde taal te horen, dat het hun dorpsgenoot Bernardus Monheim was die hen belaagde. Vader Francis klom geschrokken uit de bedstee en maakte de deur maar open. De onruststoker stapte binnen en vroeg of zij hem de weg naar huis wilden wijzen. Morrend en mompelend strompelde de dronken zwerver weer op huis aan! Deze onberekenbare Diessenaar zou elders ook voor veel paniek zorgen.

Op Sinterklaasavond 1793 viel hij, weer erg dronken, de Beekse klapwaker Willem de Munnik lastig met dezelfde vraag. Hij bedreigde hem alsmaar totdat de ‘ordebewaker’ echapeerde in desselfs woonhuys. De schepenen die later visitatie bij zijn woning gingen doen, zagen dat er twintig klijne ruitjens staande in ’t lood aan diggelen waren.
In het voorjaar van 1794 was het weer raak. Op een warme avond was de ‘verver’ Francis Bayens het huis van secretaris Van den Burgt aan het schilderen, toen hij plotseling Monheim zag aankomen. “Ik wil de secretaris spreken”, riep hij ongeduldig. “Die is niet thuis en zijn vrouw en de klerk ook niet”, antwoordde de gespannen dorpsschilder. Nadat hij woest de bel aan diggelen had geslagen, legde Monheim beide handen plat op de zojuist geschilderde venster dorpels. Toen dreigde hij Bayens met zijn snuifdoos te slaan en de malloot riep: Ik wil hier van den nagt het huys en alles in twee maken. Altijd sprak hij meesmuilend en denigrerend over de notabelen van Diessen en Beek: Paap en Regeeringe. Ik zal den Drossaard ook een paar klappen om zijn ooren geeven. Maar, zijn er tegenwoordig in Beek of Diessen eigenlijk … nog wel notabelen?

Vergelijkbare berichten