Diessense vrijgezellen op jacht naar vrouwen in Esbeek in 1727

De vechtersbazen vertrokken op 6 februari 1727 vanuit Diessen naar het Esbeekse Hoogeind

Op donderdag 6 februari 1727 kwam ’s avonds om tien uur een hele bende Diessense manspersonen bij Jacob Joost Mercken op het Hoogeind aankloppen. En dat ging er hard aan toe: met een swaer hout had men de voordeur van de huyse opgelopen. De Diessense vrijgezellen Gijsbert Sibben, Wouter van de Puth, Adriaen van den Nieuwenhuysen en Cornelis Moonen kwamen allen uit het Lurincx Eind (Hoekje).
De bewoner van het Hoogeind probeerde met de mestriek in de hand het slechte volk uit huis te houden. Meteen begon men op de staldeuren te beuken, sodanigh dat er enkele plancken af waeren. Daarna smeten ze met stenen en hout naar de arme Jacob. Brutaal maakten ze het kalf in de stal los en begoten het met water. Toen sloeg Gerrit Jan Moonen uit Diessen dochter Pieternel met de mesthaak. En tegen boer Mercken schreeuwde men: Laat ons de Diessensche vrouwluy daer maer uythaelen. Set uwen rieck neer! Mercken antwoordde: Wat bruyt mij de Diessensche vrouwluy.

Buurman Jan Naaykens kwam ook tussenbeide, doch die werd aan de haren de stal uitgetrokken en enkele anderen begonnen toen met swaere stocken op hem in te slaen. De arme huurboer Naaykens had twee gaten aende linckersyde van syn hooft. Hij was zo geradbraakt dat hij de armen en benen tien dagen heeft moeten smeren. Men beet hem nog toe: Schelm staet op en bid om vergiffenis en gaat henen. De dreigementen werden steeds heftiger: Als ghij niet op staet en weg gaet, soo slaen wij u doot! Gelukkig kwam op dat moment als een reddende engel buurvrouw Marie Schepens in het heetst van de strijd parmantig aangelopen. Toen die echter prompt met een grote hoeveelheid water werd begoten, kwam er snel een einde aan het gevecht. Beide gewonde Esbeekse mannen werden door de vrouw des huizes en haar dochter naar binnen gedragen en de drie Diessense jonge ongehuwde vrouwen werden uit het huis van Mercken gehaald om te worden overgeleverd.

De chirurgijn mr. Campenhout werd ook gehaald om onder andere boer Mercken te verbinden. Hij had een diepe wond aan de linkerkant van zijn hoofd boven de oogscheel met alnoch een contusie aenden rechter arm tussen de elleboog en zijn hand, waerdoor hij de hant aen ’t hoofd niet conde brenghen.
Wat de aanleiding was geweest voor het massale gevecht op het Hoogeind en wat de rol van de oude Jan Naaykens ten aanzien van de drie jonge Diessense vrouwen was, is niet meer te achterhalen. Dat Gerrit Jan Moonen een van de grote vechtersbazen was, is wel duidelijk. Het zou ook slecht met hem aflopen. Op 4 oktober 1731 werd hij na grove dreigementen op het Diessense kerkhof met een schop door zijn dorpsgenoot Jacobus van Vessem morsdood geslagen. Kreeg deze jonge brute boer zo niet … een koekje van eigen deeg?

Vergelijkbare berichten