Een Esbeekse voerman aan de Mostaard in 1567

Het vrachtverkeer in Beek begon begin zeventiende eeuw weer wat op te leven. Vele Beekse voerlui waren als vrachtrijders actief tussen Luik en Breda en tussen Antwerpen en Den Bosch. Ook Aken en Keulen werden toen bevracht, terwijl ze onderweg ook handel dreven in de teutendorpen. In de Gelderstraat bij de Tolbrug was een tolhuis ingericht, waar een tollenaar van de grote zwijgende Brabantse landtol gestationeerd was. Vaak reed men uit veiligheid in colonne over de vaak erbarmelijke slecht begaanbare heerbanen. De normale transporteur uit die tijd had minimaal een huifkar die altijd met ijzer was beslagen. Behalve tweewielige karren had men natuurlijk ook vierwielige wagens. Grote karren werden bespannen met meerdere paarden. Langs alle banen hadden de voerlieden vaste afspanningen, zoals enkele herbergen aan de Beekse Markt en de Esbeekse Mostaard. Hier werd uitgerust, de paarden werden gewisseld en men kon overnachten.

De bekende Antwerpse boekdrukker Moretus, die op weg was naar Den Bosch, stak bij Lage Mierde de grens over richting Esbeek. Hij noteerde in zijn reisverslag hoe hij lanckx seer moeylycke wegen Hilvarenbeek passeerde. In 1742 probeerde een voerman uit Maastricht bij Catharina van Heesch, de herbergierster op den Mostaert, een voorspanpaard te lenen om zijn weg naar Bladel te kunnen vervolgen. De weg was door het veelvuldig gebruik van Luikse voerlieden, ingespannen met ses, seven en dickwils meer paerden, zo kapot gereden dat hij niet meer verder kon. Bovendien was de Esbeekse heerbaan heel gebrooken en door den vorst en sneeuw genoegsaem onbruijkbaar.
Peter Otten alias den Wilden woonde in Esbeek aan de Mostaard. Hij was een grote en zeer bekende vrachtvervoerder en werd in het tolboek van Beek van 1610-1611 diverse malen vermeld. In september vervoerde hij vijf tonnen haring. In oktober bestond zijn vracht uit twaalf ‘veertel’ (zakken) zaad. Een maand later bracht hij 3,75 aam (150 l) traan weg. In december laadde hij wijn en spijkers. In 1611 liet hij onder andere raapkoek, zaad en olie als vracht aantekenen.

Zijn vader was ook voerman en hij woonde op de Biest. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog was hij samen met zijn zoons expediteur van katoen, olie, specerijen, suiker, graan en krenten. Peter Otten was gehuwd met Heylwich van Spreeuwel, kleindochter van de bekende Beekse vrachtrijder Willem Naaykens. Peter kreeg drie kinderen: Niclaes, Mayken en Lysbert. In 1656 verkochten zij hun ouderlijke hoeve met aangelag en hof te Esbeek ter plaetse genoempt den Mostaart aldaer aen de Gemeyn Baen. Jan Aert Lom kocht de hoeve. Hij was de zoon van Aert Henrick Lombarts die in 1595 in Esbeek het beroep van kuiper uitoefende. In 1567 woonde de transporteur Jan van Vucht al in de genoemde hoeve. Nu woont familie Van Helvoirt op die oude ‘bouwplaats’. Is er in die ‘bedrijvige omgeving’ nu nog wel ‘ruim baan’ voor … het oprukkende transport?

Vergelijkbare berichten