Een oude winkel in het Diessense Hooghuis in 1711
Het verdwenen Hooghuis wordt vaak vergeleken met het Vaantje, een oud vierkant bouwwerk aan de Dommel bij Haanwijk en bij het voormalige Kasteel Herlaer in Sint Michielsgestel. Dit Diessens slotje uit de veertiende eeuw kunnen we lokaliseren ten noordoosten van het Klein Laar en ten oosten van het Lurincx Eynde aan de voormalige Broekstraat. In huidige termen gesproken: Hooghuisweg nummer 4 achter op het erf van de gebroeders Habraken. Het Klein Laar is de noordelijke driehoek ten noorden van het Groot Laar. Het ‘Lurincx Eynde’ is een kleine dorpsuitbreiding aan de weg naar Biest-Houtakker en Hilvarenbeek. Het dankt haar naam aan de ‘kronkelende draaiende’ weg waaraan het gemeyntje is ingericht.
Jan Gijsbrechts van den Rode, hij was de zoon van Gijsbrechts Hadewigen en Lijsbeth Laurens Janszoon van den Rode alias van Diessen, was in de jaren 1416-1417 rentmeester van de hertogelijke domeinen in stad en meierij van Den Bosch. Met zijn vrouw Hilleken Jan Vlessentop was hij in Diessen eigenaar van leengoed ten Rode, bestaande uit huis, erf, hof en twee bunders land. Dit oude leengoed hebben we beschreven en gelokaliseerd aan de oostkant van het Klein Laar.
Als klerk van het bisdom Luik stichtte hij in de Diessense kerk in 1432 het Willibrordus altaar! Ik vermoed dat hij ook het eerste stenen kerkje van Diessen op de Heuvel uit omstreeks 1390 heeft gebouwd. Het patronaatsrecht (recht benoeming pastoors) kwam ook toe aan de nakomelingen van de stichter (Jan van den Rode) samen met de abt van Tongerlo. Het leengoed ten Rode en het nabijgelegen Hooghuis zullen aanvankelijk één complex geweest zijn. Ik ben van mening dat het Hooghuis in de veertiende eeuw gebouwd is op grond van het reeds bestaande ‘goed ten Rode’. Dit zien we aan de identieke namen van de gronden en aan exact dezelfde grootte.
Op 15 oktober 1696 gaf de toenmalige eigenaar en herbergier Jan van de Kieboom de Diessense schepenen Nicolaas Otten en Laureys van den Nieuwenhuysen opdracht tot een ‘inspectie occulair’ van het Hooghuis. De grote booven kamer aende suyden kant zou helemaal met nieuwe plavuizen gerepareerd moeten worden. Aan de zuidkant waren behalve een nieuw venster ook enige reparaties aan het metselwerk nodig. De zoldering boven die kleine bovenkamer was hoognodig aan vervanging toe. Reparatie van de wanden was hard nodig. Bovendien was de trap naar de bovenste zolder aan vernieuwing toe.
Het was verder noodzakelijk om het dak van het brouwhuis aan de zuidkant te herstellen. Verder waren er veel reparaties nodig aende weeghten rontsomme. De ‘verkenskoy’ was erg bouwvallig en Van de Kieboom zou zelf een nieuwe bouwen. De paardenstal was er ook slecht aan toe: het dak en de deur moesten compleet vervangen worden. Ook de deur boven de paardenstal zou vernieuwd worden. De stallinghe op de bascour (boerenerf) kreeg een geheel nieuw dak.
Op 7 november 1711 werd door de schepenen Hendrick van Winterooy en Laureys van den Nieuwenhuysen een inventarisatie opgemaakt. De vermelding van een Diessense winkel uit die periode is interessant. In de ‘voorkamer’ stonden de winckel potten en pannen met de ‘waegh ende gewichten’. Ook was er een voorraad boter en verder het geene de winckel conferneert. Nu passen de gebroeders Sjoerd en Ton al gedurende geruime tijd braaf op hun ’toko’ en naar verluid hebben zij weinig … op hun kerfstok!