Gevangen landlopers naar Beeks schavot in 1738
De omgeving van Hilvarenbeek met haar immense heidevelden, bossen en vennen werd in 1738 veelvuldig bezocht door vreemdelingen. Deze lantlopers of heydenen of zigeuners legden zich tevens toe op het stelen van brood, veldvruchten en kippen. Ook andere delicten zoals stroperijen op klein wild, het maaien van gras voor hun paarden, het melken van koeien en diefstal van hout, turf en fruit, moeten gezien worden in het licht van hun nomadische rechtsopvatting. De onnozele Esbeekse boer Anthony Hagen had de zigeuners zelfs nog brood gegeven, voor hen pap gekookt en hen in de stal een slaapplaats berijt. De volgende ochtend hadden ze natuurlijk al lang de benen genomen. Eigenlijk had Hagen ze getipt dat de rotmeesters in Esbeek klopjachten aan het houden waren. Toch werden op woensdag 19 februari 1738 op het Esbeekse Hoogeind twee mannen, drie vrouwen, twee jongens en enkele kinderen gevangen genomen en in de Beekse toren achter slot en grendel gezet. Tot 8 maart zaten ze daar opgesloten in de kleine gevangenis boven het waaggebouw, dat vast aan de toren zat. Alleen werden twee hele kleine kinderen, nog suygende kinderen, buiten de gevangenis door Arnold Pijnenburg in cost en drancken gevoijert.
Hoewel het gevang in die tijd bepaald geen ‘hotel’ was, werd de bevoorrading goed georganiseerd. Men kreeg dagelijks onder andere een pintje cleyn bier oft kerremelck. De vorster (politie) Jasper van Eynthoven uit de Paardenstraat had de gevangenen aan de beene geboeyt en inden block geslooten. In ploegen van twee personen kon men inschrijven om de wacht te houden en op mogelijke brand te letten. David van Bossy beurde zeven stuivers voor het uijtdraegen van de vuyligheyt. Werd men voor de eerste keer gearresteerd in de Generaliteit (het toenmalige Nederland) dan werd men gegeseld. De tweede keer kwam er brandmerken bij. De derde keer werd onherroepelijk de doodstraf uitgevoerd! Op 6 maart 1738 werd overgegaan tot het opregte van een schavot. Jasper van Eynthoven timmerde die op het Marktveld op met een oppervlakte van 16 voeten in het vierkant en de leer van onder den toren gevoegd tegen de leuning van het schavot.
Het gereedschap van de Bossche beul of scherprechter bestond uit hazelaar- en wilgentakken. Ook had hij een zweep met drie koorden: aan elk uiteinde een knoop. Een enkele keer werd zelfs een dorsvlegel gebruikt. Het bovenlijf werd ontbloot en er werd ghegeesseld met scherpe roede totter loopende bloede. Om de orde in Beek te handhaven dienden verschillende manschappen gewapend aan te treden omdat er immers heel veel volk op af kwam. Die ordebewakers kwamen uit alle hoeken van de Heerlijkheid: Beek, Diessen, Riel en Westelbeers. Na afloop gingen de Beekse notabelen altijd ‘tafelen’ in herberg de Swaen. Vroeger was daar trouwens ook jarenlang het raadhuis ingericht.
Een van de gevangenen was Anneke de Wit, die heel wat sporen van geweld bij zich bleek te dragen. Toen men haar op de Beekse Markt lijfelijk ging straffen en haar rug ontblootte is bevonden daarop te staan twee brandmerken gekregen te hebben tot Parijs! Maar is het wel verstandig om je als een ‘publieke marktvrouw’ voor de Beekse schepenen … bloot te geven?