Geweld tegen ordebewakers op de Haghorst in 1749
In de achttiende eeuw vonden de Diessense dorpsbestuurders dat aan de lediggangers ofte straatschenders een halt moest worden toegeroepen. Nadat er burgerwachten in het leven waren geroepen, werd er volop gepatrouilleerd. Van ’s avonds 6 uur tot en met de volgende ochtend 10 uur: uyt elk huysgezin een bekwaam persoon, voorsien met eenigerhande waapentuyg ter defensie dienende. Alle karsporen, voetpaden en andere toegangen tot de Haghorst moesten worden bezet. Afgelegen boerderijen, herbergen en ‘suspecte huizen’ konden vreemdelingen voorzien van schiet en ander geweer herbergen. In december 1744 werd op de Haghorst Jan van Spreeuwel als leider aangesteld. Hij woonde even voorbij Mijntjeshoef op de Lage Haghorst. Later werden er zelfs tot in de kleinste gehuchten toe klopjachten gehouden. Aanleiding was de aanwezigheid van een grote bende landlopers. Heel de nacht hadden ze vuren gestookt op de Haaghorst in het Bosch tegenover de regent Van Rooy (later boerderij Evers, Verhoeven en Robben juist links over het Wilhelminakanaal).
Op zondag 26 oktober 1749 waren de 20 jarige Gerrit van der Meys, de knecht van Jan van Rooy, en zijn 18 jarige dorpsgenoot Francis Emmen, die knecht was bij Adriaen Schoofs, aan de beurt. Zij moesten patrouilleren en op wacht gaan tot weringen en apprehenderingen van landlopers en alle andere ordentelijkheden. Ze hadden niemand kunnen opsporen of aanhouden. Toch hadden ze het er niet slecht af gebracht. ’s Middags hadden ze in de herberg van Adriaan Hessels, op de grens met Moergestel, een half vat bier aangeboden gekregen. Het was er erg gezellig. De kastelein speelde zelf op de viool en er werd zelfs gedanst! Later kreeg trouwens de ‘erg gezellige en praatgrage’ Jan van de Laar op 10 oktober 1905 een tapvergunning in die herberg.
Op die genoemde zondagavond in 1749 bezochten de wachtlopers, die met snaphanen gewapend waren, een andere herberg op de Haghorst. Zij streken neer bij Adriaen Schoofs, tavernier op de Haaghorst. Die herberg lag vlak bij de vorige op de splitsing van de andere weg naar Moergestel via Driehuizen. Het was de voorloper van de latere nieuwe boerderij van familie Van de Wal.
Ook daar kreeg men een half vat bier voor een fooi. Deze keer was het echter geen vreemdeling die voor overlast zorgde. Jacobus Melis uit Moergestel begon hen akelig lastig te vallen en had de twee ordebewakers goetsmoet geattaqueert. Bovendien hadden ze geprobeerd bij hen de snaphanen met gewelt uyt de hant te wringen. Maar dat lukte niet zo vlot en Melis riep woedend: Gaat uyt den huys of ik salder u uytslaan! Nauwelijks waren ze enige ‘bolscheuten’ van de herberg verwijderd of ze hoorden een enorm kabaal. Toen ze snel terug gingen zagen ze een aantal stamgasten uit Diessen en Haghorst door de tierende Melis met een bloot mes belaagd worden. De vorster (soort politieman) Peter Maerlant wist de ziedende Moergestelnaar die ‘witheet’ was uiteindelijk toch te arresteren en te kalmeren. Heet het misschien daarom daar sinds lange tijd … het ‘Wit Paardje’?