Hertganghoeve in 1809 door eerste Beekse burgemeester gesloopt

Het gebied ten oosten van de Bockenreijder, dat ruwweg als den ‘Hertgang’ wordt aangeduid en ook gedeeltelijk in Baarschot ligt, krijgt meestal het stempel van ‘eeuwenoud natuurgebied’ opgedrukt. In feite is dat smalle oevergedeelte in het stroomgebied van de Reuzel, vroeger steevast de Aa geheten, altijd een zeer mysterieus en interessant agrarisch gebied geweest: het gaat terug tot de oude ontginningen in de dertiende eeuw. Notaris Emile Huijsmans kocht eind vorige eeuw grote delen op, inclusief twee boerderijen juist voorbij de kapschuur van de Bockenreijder richting de Hertgang. Die brandden in 1891 af en werden niet meer opgebouwd. Dat hoefde voor de Esbeekse pastoor Jurgens ook niet en zeker niet voor de fervente jachtliefhebber Huijsmans. Hoewel hij ontzettend veel gronden verworven had was geen boer, maar jager! De akkers en beemden liet hij geheel bebossen en tevens bouwde de Beekse grootgrondbezitter een fraai jachthuisje vlakbij de grens met Baarschot. Die zandweg heette vroeger overigens de Molenstraet genoemd naar de ‘Achterste Watermolen’ op het Moleneind. De grootvader van deze notaris, de eerste burgemeester van Hilvarenbeek nadat de Fransen vertrokken waren, Martinus Huijsmans, had de oude Hertganghoeve met zijn gronden reeds veel eerder op 30 november 1809 in bezit. Het is dus ook begrijpelijk dat zijn kleinzoon, de latere Beekse notaris, met alle geweld daar zijn hobby van de jacht wilde uitoefenen.
Huijsmans senior kocht de hoeve van de familie Van Eijnthoven uit Hilvarenbeek. Zij boerden daar zelf niet! Jasper van Eijnthoven was trouwens behalve kastelein in de Gelderstraat ook ‘schutter’ in Beek. Die veldpolitie moest onder andere loslopend vee opsporen en opsluiten in de ‘schutskooi’. Op 24 december 1739 werd Jasper, hij was vanuit Dun op weg naar zijn Hertganghoeve, letterlijk vanuit een hinderlaag op de korrel genomen! Van achter de heg vuurde zijn belager op hem en hij werd soodanigh in syn hooft en aengesigt getroffen datter seer veele hagelkoorn in waren. Iedereen op Dun had dezelfde mening: den voornoemde Jasper soude van die schoot aenstonds den geest gaen geven. Maar de Beekse schutter was erg taai en onverschrokken en hij krabbelde weer op.
Zijn zoon Anthonie van Eijnthoven verhuurde op 10 juni 1779 de hoeve nog aan Michiel Fredericx. Het is hoogst waarschijnlijk dat hij de laatste bewoner van de Hertganghoeve was voordat de burgemeester het definitief sloopte. Alle verhalen over dit gebied, prachtig omgeven door wallen, grachten en kanten, van bijvoorbeeld meester Lauwers die repte over Tempelridders en restanten van een burcht, raakten kant nog wal. Daar deze ‘Esbeekse bijenkenner’ eigenlijk nooit een archief bezocht had kon hij de juiste geschiedenis van dit gebied ook niet weergeven! In het Beekse notarieel archief lazen we dat notaris Cornelis van Heusden het goed aan de sterk meanderende Reuzel als volgt beschreef: een steede bestaende in huysinge, stal en schuur genaemt den Hertgang gestaen en gelegen alhier onder den geheugte van Esbeeck.
De oudste vermelding van deze hoeve dateert van omstreeks 1400. Ik vermoed dat de Hertgang een uitbreiding van het oude leengoed te Dunne is geweest. Ook dat het gebiedje later rond 1585 gebruikt werd als ‘Schans’ door de ongeveer twaalf huishoudens van Dun tijdens de woelige Tachtigjarige Oorlog. Een oude vermelding luidde: opten Eertganck. Oorspronkelijk waren de gronden van de Hertgang beemden, die gebruikt werden door de boeren van Dun. Dat deze gronden aan de beek de Aa, die ’s winters altijd onder water stonden, zeer vruchtbaar waren lijkt men tegenwoordig haast vergeten te zijn!
Eert- of eerd- of (h)ert- betekende dan ook: ‘aard’ in de betekenis van smalle streep gronden gelegen naast vloeiend water. Dat de hoeve wel eens meer verlaten was, bleek uit een lijst van 1691: het huis van Willem Jan van Laerhoven geheel vervallen. En dat was de Hertganghoeve!
Zou het niet beter geweest zijn dat onze eerste Beekse burgemeester Martinus Huijsmans zijn vizier minder gericht had op hazen, konijnen en ‘pecunia’ en wat meer oog had gehad … voor cultuurhistorie?