Kindermeisje Groenendaal in 1689 in lappenmand
De heer ritmeester Hendrik van Brecht woonde samen met vrouw en kinderen deftig op huize Groenendaal tussen Hilvarenbeek en Esbeek gelegen aan de Spruitenstroom, vroeger Aa geheten. Voordat hij in Hilvarenbeek neerstreek had hij al een lange militaire loopbaan achter de rug. Eerst was hij kwartiermeester in het garnizoen van Grave en later cornet bij de cavalerie. Van de erven van Sebastiaan Verrijth kocht hij in 1682 het kasteel. In 1697 werd hij de eerste protestantse president van de Beekse schepenbank. Dat hield hij echter maar twee jaar vol en hij ging liever aan veldtochten deelnemen. Bovendien was hij een fervent jager. Deze ‘opvliegende ijzervreter’ werd op 10 januari 1720 in Beek begraven.
Tijdens zijn vruchtbare leven kreeg hij in twee huwelijken maar liefst tien kinderen. Die grote kinderschaar maakte de aanwezigheid van een echte madonna nodig. Elisabeth Boequet waakte als madonne over de kinderen en zij zorgde ook voor enig verstelwerk.
In de zomer van 1689 ging het blijkbaar niet goed met haar gezondheid, want mr. Adriaen Hanegraeff, de Beekse chirurgijn, kwam op bezoek. Zij had last van een quaden duym aan haar rechter hand. Die was zo ontstoken en geïnfecteerd dat ze daarmee wel meer dan twee maanden in de lappenmand zat! Ze was niet in staat en onbequam om yets het sy naeyen ofte spelde wercken te verrichten.
Daar kwam nog bij dat de kinderen niet opgevangen konden worden. Bovendien werden ze in die tijd van ziekte ook niet onderwezen. Het was Elisabeth blijkbaar allemaal te veel geworden. Of profiteerde zij liever? Nauwelijks was haar duim genezen of het volgende probleem diende zich aan: sy wiert geaccommodeert met een sweerende teen aen haer voet. Daar was de kinderjuffrouw ook weer meer dan een maand mee zoet. Mevrouw Van Brecht kon geen beroep op haar doen, want ze bleef gedurig op haar kamertje zitten.
Haar vorige werkgever Alijda Pannekoek was evenmin over Elisabeth te spreken. Enkele dagen na vastenavond was de dienstmeid weer langdurig ziek geweest. Maar op het moment dat mevrouw Pannekoek afwezig was, kwam de ‘madonne’ naar beneden ende naeyde voor haer selven sonder eenig dienst voor mevrouw. Ontslag nemen was toen voor haar de enige uitweg.
Dat kon een andere dienstmeid een tiental jaren later nauwelijks nog: zij zag het niet meer zitten! Josyn Peeters van Aken werkte bij Jan Coppens. Op tweede kerstdag 1704 was zij ’s avonds om 10 uur het kindt wiegende. Haar baas vond dat ze dat de hele nacht moest blijven doen, hetgeen zij echter verre van plan was. Toen werd Coppens zo kwaad dat zij een swaeren smeet met een clous van’t bed creegh. In de spiegel zag zij dat ’t oogh aende reghter seyde vant hoovt gans blauw was. In plaats van het kind had zij beter … de heer des huizes kunnen sussen!