Laatste klepperman in Hilvarenbeek start in 1900

Klepperman Petrus Smulders, vader van 'de Rooie Fik', overleed in 1926

Na de gigantische brand van 1694 in Hilvarenbeek werd het ambt van nachtroeper of klapwaker alleen maar belangrijker. Hiermee hebben we meteen een van de taken van de ‘klepperman’, zoals hij in latere tijd ook wel werd genoemd, duidelijk gemaakt. Vervolgens riep hij ieder uur nadat de kerkklok geluid had de tijd om en sloeg met zijn klepper of ‘clap’. Bij onraad, zoals brand of het betrappen van inbrekers, sloeg hij alarm door met een ander ritme te kleppen totdat burgers te hulp schoten. We mogen de ‘clap’ niet verwarren met de ‘klep’. Dorpelingen die besmet waren liepen met de klepdoos rond en waarschuwden met de klep voor het besmettingsgevaar. De dochter van Willem Hendrick Bruers was in 1688 laseris en daarom ging deze Esbeekse dagelijks met de clep haer aelmoesen versamelen.

De eerste Beekse clapwaecker of nagtroeper die we tegenkwamen werd reeds in 1668 aangesteld. Op 11 december 1689 mocht Huybert van Diessen het ambt uitoefenen. In die tussenperiode wist hij nog wel zijn opvolger Goyaert Schoofs in een gevecht danig te verwonden. Deze ‘klapwaker’ zou echter op 7 oktober 1691 een eerste aanslag op zijn leven in de Papenstraat maar net ontlopen. Even later werd hij in de Gelderstraat alsnog dodelijk onder vuur genomen. Hij bleek niet minder dan 30 verwondingen opgelopen te hebben, soo van gecapt lood als gegooten hagel.
Niet alle Beekse gehuchten konden van zijn werk profiteren. Alleen de Beekse straten binnen de vier heckens mochten op zijn surveillance rekenen: de ‘Plaetse’ met Gelderstrate, Koeystrate, Wouwerstrate, Peerdestrate, Schoolstrate en Papenstrate. Hij moest om negen uur een kwartier lang met ‘de grote schelle’ luiden, zodat iedereen de herbergen verlaten kon hebben. Bij brand deed hij de dingclocke stormen. De bewoners van de straten dienden hem wekelijks het zogenaamde ‘roepersgeld’ te betalen.

Elk jaar kreeg de klapwaker nieuwe schoenen, rok en camesool (dikke jas). Vaak treffen we ook de naam schansloper aan, hetgeen een lange tegen weer en wind beschutte jas was. De klap, een rechthoekig houten bordje dat aan een handvat werd vastgehouden en waaraan een scharnierende hamer was bevestigd, werd regelmatig gerepareerd. Bovendien waren de klapwakers gewapend met een sabel. De meesten hadden een twijfelachtige komaf. De laatste Beekse klepperman was Adriaan Heeffer, die in 1900 Petrus Smulders was opgevolgd. Dat was de vader van de bekende ‘Rooie Fik’. De klap uit 1801 ligt nu in een vitrine op de zolder van de kerktoren.
Esbeek heeft ook enige jaren een ‘nachtwacht’ gehad. Vanaf 1889 zouden elke nacht twee boeren op vrijwillige basis patrouilleren; vooral rondom kerk en pastorie! In november 1894 werd Marinus Wijten als wacht en lantaarnopsteker in de wintermaanden aangesteld. Van de pastoor moest hij ook letten op rondtrekkende hondenkarren en huiswagens die regelmatig in Esbeek als ‘lediggangers’ verbleven. Voorzag Jurgens bij zijn kerkdeur toen al een … naderende ‘leegloop’?

Vergelijkbare berichten