Landgoed Wellenseind uit 1916 geen ‘Brabants Landschap’
In Lage Mierde hebben omstreeks de vijftiende eeuw enkele kleine dorpsuitbreidingen plaatsgevonden richting de heide of woeste gronden. Net als in de nabijgelegen dorpen kregen die vaak het toponiem ‘eind’ mee. Zij lagen ook vaak aan de uitvalswegen naar de buurdorpen toe. Zo kennen we in Lage Mierde: Vloeieind, Vooreind en Mispeleind. In het noordoosten ontstond het buurtschap Wellenseind. Omstreeks 1890 sneed de nieuwe keiweg ten zuiden van de rivier de Reusel dwars door het Wellenseind.
In de jaren ’50 van de vorige eeuw werd dat de kaarsrechte betonweg N 269 waardoor de historische ‘plaatse’ van het Wellenseind uit het oog verdween. Op de Kadastrale Kaart van 1828 zien we die originele structuur nog wel erg goed. Een tiental boeren woonde rondom het Wellenseind, waaronder Vingerhoets, Dijkmans, Sauwen, De Kort, Van Beers, Hanegraaf en Gijsbers.
Ook burgemeester Bartel Verhagen woonde er op de hoek van de Donkstraat, waar hij tevens boerde. Die Donkstraat voerde die boeren naar de beemden, die aan weerszijden van twee riviertjes lagen: Raamloop en Reusel. Juist voor de grens met Esbeek, de aloude Koevoirt, vloeiden deze twee stroompjes samen. Vooral in de winterperiode had dit lage gebied enorm met wateroverlast te kampen. Maar dat was niet erg. Integendeel: zo werden de aanliggende beemden extra bevloeid en door het rijke en warme kwelwater in het vroege voorjaar kwam de groei snel op gang. Zij werden alleen gebruikt om hooi te winnen, vooral voor de boeren die op het genoemde Wellenseind en het Esbeekse Dun woonden. De naam Wellenseind heeft dus betrekking op dit laag gelegen drassige gebied. Ook de gemeente Hooge en Lage Mierde had tussen het Wellenseind, de Scheidijk en de zandweg van Dun naar het Vloeieind woeste gronden liggen.
In 1916 kocht Hendrik Johannes van Puyenbroek uit het Tilburgse Korvel uit die Esbeeksche en Wellenseindsche Heide 32.93.20 ha van de gemeente. Hierin lag ook nog een ongenummerde zandweg. De Beekse architect Antoon Smolders bouwde voor 12.350 gulden een boerderij. Later werd het landgoed uitgebreid tot ongeveer 300 hectare. Mevrouw Van Puyenbroek-Swinkels heeft tot haar dood in de inmiddels tot woonhuis verbouwde boerderij gewoond. Geheel natuurlijk is het gebied overigens niet gebleven. In 1916 ging Van Puyenbroek de ontwatering van het gebied vlak bij de Koevoirt verbeteren. Allereerst normaliseerde hij een stukje van de Reusel, waarbij een behoorlijk gebied vol met meanders geïsoleerd kwam te liggen. Vervolgens groef hij talloze greppels loodrecht op deze nieuw gevormde beek waarbij tegelijkertijd dammen ontstonden. Een laagte tussen deze nieuwe beek en de uitlopers van de Dunse Bergen liet hij onder water lopen zodat er een zeer grote vijver ontstond. Door middel van sluizen kon het water in en uit de vijver worden gelaten. Maar is nu bij de huidige eigenaar Jan Zeeman … het hemd niet nader dan de rok?