Met geweld losschieten in een Esbeekse herberg in 1713
![](https://www.janvanhelvoirt.nl/wp-content/uploads/2023/08/Met-geweld-losschieten-in-een-Esbeekse-herberg-in-1713.jpg)
Vanaf de Late Middeleeuwen werd er tijdens grote feestelijkheden in Beek gewoon met geweren geschoten, die geladen waren met los kruit. Ook het gebruik van ‘donderbussen’ (kleine tafelkanonnetjes) bij het vieren van de ‘zoveelste vrede’ op de Markt was heel normaal. Door het schieten, lawaai maken en vele drinken, werd ook het afscheid van de jeugdjaren gemarkeerd en de overgang naar de huwelijkse staat luidruchtig ingeluid. Volgens sommigen moest het schieten de boze geesten verdrijven om zodoende zegen en vruchtbaarheid voor het aanstaande huwelijk te krijgen. Een oudere naam voor losschieten in onze regio is het ‘kwanselbier’. In Beek en omgeving kende men het gebruik ook onder de namen ‘rijbier, boxembier en vooys’. Dat er door de kerkelijke als wereldlijke overheid vaak afkeurend naar deze gevaarlijke gebruiken werd gekeken moge duidelijk zijn. Artikel 10 uit het echtreglement van 8 maart 1656 sprak voor zich. Niemand mocht zich verstouten om bruid en bruidegom te vergezellen met roers en die afschieten of met het schenken van bier of wijn hetzij in het afvorderen na gedaane inschrijving of trouw van rijbieren of boxembieren of quanselbieren. In 1697 liet de vicaris van Den Bosch een schrijven rondgaan die men in de kerk van Beek vanaf de preekstoel kon aanhoren: het verfoeiyelyck misbruyck van die dertele en onbeschaemde ’t samencomsten van jonghemans en dochters inde herbergen en andere voorvallen als bruyloften feesten. Met inwendige pynen sien wy dat de wortels van het quaet noch op vele plaetsen overblijven.
Dat zag ook de nieuwbakken pastoor Jurgens haarfijn toen hij in Esbeek pas benoemd was. Met veel verbaal geweld en dreigementen wist hij de meeste prachtige eeuwenoude tradities de kop in te drukken. Het losschieten bij de ondertrouw bleef echter een hardnekkig gebruik. Ondanks het preken van deze rabiate pastoor bleef men dansen, drinken en springen. Bij de eerste ondertrouw die stond te gebeuren nodigde hij zowel de bruid als de bruidegom op de pastorie uit. Hij eiste van het aanstaande paar dat er niet meer ‘losgeschoten’ zou worden. En de verbeten pastoor voegde er resoluut aan toe: wordt er geschoten, dan sla ik de roepen drie weken over, en verzetten de buren zich dan nog, dan kunt gij in Beek gaan trouwen! Maar … het was de pastoor zelf die enige jaren later naar Beek kon vertrekken. En het was Jurgens zelf die kort na 1900 als eerste in een ruimte bij de pastorie in de Koestraat een moderne installatie voor het maken van carbide liet aanleggen! Met het nieuwe licht uit het gemaakte zeer ontvlambare acetyleengas had hij ’s avonds nog meer zicht op het gedrag van de Bekenaren. Meewarig moet hij teruggedacht hebben aan die dramatische gebeurtenis op het Esbeekse Spaaneind in 1713.
Op zaterdagmiddag 17 juli 1713 had Anneke van Dun een grote groep jongelui uitgenodigd en versocht aen haer huys te laten bier drincken om de vrienden en ’t jonge volck te beschencken. Anneke runde samen met haar man Gerrit Hendrik Bruers de herberg in de latere boerderij Hendriksen. De bruid was Elisabeth Anthony Mesmaeckers uit de Esbeekse Groenstraat. De bruidegom was Peter Peter Wijten uit het Spaaneind. Op die bewuste ‘bierdag’ was na het schieten een grote groep jonge mannen in de herberg aangekomen en er werd flink gedronken. Men had zelfs de beschikking over Beeks en Mierds bier. Niet minder dan seven half vaten wit bier waren reeds getapt toen men hoorde dat er een ruzie ontstaan was tussen de twee neven en buurjongens Laureys van Loon en Jan van Loon uit de belendende Heistraat. De herbergierster Anneke had gezien dat ze waren hair pluckende en naderhant dat Jan van Loon op een stoel sittende naer huys wierde gedragen.
Jan bezweek vlug aan zijn verwondingen en ’s avonds werd het lichaam gevisiteerd door dokter Van Campenhout en chirurgijn Theodorus Mesmaeckers. Omdat men een cleine inboging boven de lincker oogh zag, werd het ‘bekkeneel’ (hersenpan) eraf gezaagd. Na het opensnijden van de hals had men meer succes: men vond een hoeveelheid gestold bloed. Al snel werd duidelijk dat het derde wervelbeen van zijn nek was gebroken en een vingerbreet gesepareert uyt de andere wervelbeenen ende voorder den rughstrengh lanck vol blauwe en swarte placken.
Op 3 augustus werd allereerst de eigenaar van de herberg op het Beekse raadhuis verhoord, de 57 jarige Hendrik Dielis Bruers, die getuigde dat hij de vechtpartij niet gezien had. Peter Sweens was op het hulpgeroep dat Jan dood zou zijn aan komen lopen en hij zag hem op de ‘hert’ liggen. De 40 jarige Adriaen Bruers die ook was uitgenodigd, vertelde dat het bier in de camer lagh en daer ten beste was opgedronken. Ook vertelde hij dat bruyt en bruydegom daer nogh waeren en dat het licht aen was. Wouter Otten verklaarde dat hij de twee vechtenden van elkaar gehaald had en voor twee stuivers brandewijn had laten schenken om af te drinken. En later had Wouter ergens anders aandacht voor gehad, vermits hij met een vrouwpersoon en praetende was! Peter Bosmans, die nog maar 18 jaar oud was, getuigde dat Jan Laureys van Loon zijn neef Jan Leenderts van Loon met een kan had geslagen en dat de laatste aan zijn hoofd bloedde. Jan Smolders tot slot lag ook op de vloer; maar dan in de schuur. Hij lag te slapen door de overmaat aan drank en had van de fatale worsteling niets gemerkt. Het aloude gebruik van het gewelddadige losschieten is onhoorbaar stilletjes uit de dorpen verdwenen. De nieuwe eigenaar van het ‘Esbeekse monument’ wil er binnenkort geruisloos nieuw leven inblazen, maar hij moet dan wel … ‘mee geweld opschieten’!