Oirschotse moordenaar vlucht naar Tulder in 1838
Op 17 februari 1704 was in Hilvarenbeek een vremt persoon ingekomen. Zowel bij Jasper Middegaels als bij Wouter Pasmans kocht hij een paard. In plaats van met de boeren eerlijk ‘af te rekenen’, werden ze geslagen en gestooten. Spoorslags reden ze naar de Tulderhoeve! In de zomer van het jaar daarop kwam nog zo’n rare gast op Tulder aanleggen. Jacob Jansen uit Hulsel, met paard en kar komende van Breda, dronk bij de hoevenaar en brouwer Jan Mathijs van Dun voor een à twee stuivers brandewijn. In plaats van te betalen was hij daerop instantelijck voort gevaren naar Mierde! De Frans sprekende schurken die in 1787 op bezoek kwamen maakten het nog veel bonter. Op maandagavond 24 september kwamen vier brutale mannen ‘beleefd’ vragen om onderdak. Maar goed en wel binnen werd hun bezoek duidelijk: roofoverval! Doch de meid van de pachtboer wist zich erg heldhaftig te gedragen. Een van de overvallers schoot met scherp op de bewoner Arnoldus Swagemaekers, dog dat die snaphaan door de meyd omhoog geslagen wordende, waardoor die scheut hem miste!
Een groepje Franse soldaten legde in het rampjaar 1672 de fameuze abdijhoeve, die tien jaar eerder nieuw gebouwd was, bijna in puin: kisten en kassen t’geene geslooten was aen stucken geslagen. Op de akkers was de schade enorm door het affmaijen ende verdestrueren van alle de vruchten. Echt onderdak moest men in 1683 op de Tulderhoeve aanbieden aan een aantal ingekwartierde militairen. De pachter Gijsbrecht van Dun op Tulder moest een vendrigh en ses soldaeten huisvesten.
In augustus 1794 wisten de binnentrekkende Fransen Tulder opnieuw te vinden. Bij Adriaen van de Wijngaarde, de abdij van Averbode had de hoeve inmiddels aan hem verkocht, nam men voor ruim 128 gulden aan spullen mee, waaronder winkelwaaren en kalfs en schaapen huyden bereid als trommelsvellen!
In het najaar van 1748 werd een rare sinjeur gevonden. Iemand die op weg was naar Tulder, was bevangen door de kou of hij was door een hartfanght gestorven. Althans dat bevroedde de chirurgijn mr. Hanegraef, die het lichaam in de Beekse toren onderzocht, omdat er geene quetsuur bevonden werd. Zijn kleding was wel opvallend te noemen: een blauwe montuur met roode kleine opslagen en witte tinnen knopen, een hoed met een grof silvere boort, met geweer en bonte neusdoek met blauwe broek.
Tot slot mogen we natuurlijk het vreemde gedrag van Martinus Zoeren niet vergeten. Op 5 juni 1838 verbleef hij, zeer gespannen, op de Tulderhoeve. Voor ons is het geen suspecte figuur meer. Hij was de gevluchte moordenaar van de 15 jarige Italiaanse jongen Giovanni Castione aan de Oude Grintweg in Oirschot. Een levend moordlied en een kruis in het Kinderbos aldaar is al wat resteert. Tot slot struinden ook regelmatig Esbeekse figuren rond op Tulder, maar dat waren betrouwbare leden van Werkgroep Heemkunde Esbeek. Maar hebben die na 35 jaar niet lang genoeg … aan de weg getimmerd?