Op jacht naar een dolle os op Gorp in 1747
In de achttiende eeuw waren ossen een normaal verschijnsel in ons straatbeeld. Deze trage logge dieren trokken zelfs tot 1920 schijnbaar moeizaam hun sporen door de heide tussen Esbeek, Poppel en De Mierden. In 1904 maakte de kunstenaar Piet Mondriaan nog enkele schilderijen bij de ‘ossenstal’ van een andere soort: enkele vaarzen! Houtvester Sissingh keek nog dankbaar, zonder gebukt te gaan onder het juk van de ‘winstmakers’, terug op de eerste ontginning: Zes zware ossen trokken de diepploeg door den stuggen grond, begeleid door den grooten regenwulp, die in wijde bogen rondvloog boven dit voor hem zoo vreemd schouwspel.
In de toponymie betekende een ‘os’ een ‘hoger gelegen weiland aan het water’! Maar hier betrof het kleine, maar goede en goedkopen trekdieren. Zij stelden geen hoge eisen aan hun voer. Bovendien waren zij wat langzamer. Maar daar kon wel eens verandering in komen!
Een nadeel van ossen was immers dat ze geen grote hitte konden verdragen. Ze gingen dan wel eens aan het dollen en hollen! Hoewel het midden in de ‘Kleine IJstijd’ was, was het in september 1747 misschien ook wel erg heet. Al om tien uur ’s morgens lichtte een ‘warm gelopen os’ zijn hoeven. Leonardus van den Boom en Cornelis van Gils uit Maal onder Poppel waren de eerste getuigen. Zij hadden horen zeggen dat een wilde os dwars door Poppel richting Gorp stormde. Beide Poppelnaren trokken de stoute schoenen aan en begonnen doldriest aan de achtervolging. In Gorp aangekomen zagen zij de os achter de aanstede van Jan van Haaren lopen. Deze Jan pakte resoluut en onverschrokken een zwaar hout en sloeg de os voor syn kop dat het hout in stucken is gevloogen. Hoewel het hier enigszins misplaatst is, kreeg het dier toen ‘flink op zijn kloten’! Jan zou trouwens zelf ruim twee maanden ook zijn laatste adem uitblazen.
Toen kwam de verwarde os plotseling op Van Gils uit Maal toegelopen. Deze kon echter geen kant op en met het gezegde vanden osch opden esel kon hij niet uit de voeten. Getuige Jacobus van Gestel uit Hilvarenbeek was die dag omstreeks elf uur op Gorp en hij zag de os die hem te grazen wilde nemen. Jacobus nam de vlucht in de hegge off wal. De ijselijke stilte werd na enige tijd verbroken door het scherpe geluid van een snaphaen schoot. Ook Jacobus Hackens had gezien dat het beest nevens syne moeders aenstede door de Gemene Straet de heyde op ging, waarna de os van zijn netvlies verdween. Kort daarna hoorde ook hij het fatale schot. De bedreigde Cornelis Van Gils uit Poppel had immers zijn met hagel geladen snaphaan genomen en op den osch los geschooten. Het dier viel ten slotte op syn rugh in eenen sloot ter aerde neder. Blijkbaar wilde men ook op Gorp de os niet … achter de ploeg spannen!