Opletten geblazen als de stoomtram passeert in 1929

De stoomtram hield even halt in de Gelderstraat waar een ‘loswal’ aangelegd was

Jarenlang bracht de aloude stoomtram gestaag een luidruchtige verbinding tot stand tussen Goirle en de Esbeekse grens met Poppel. In de jaren dertig van de vorige eeuw verstomde het stampende gepuf van de logge locomobiel die op geringe afstand vooruit dan wel achteruit de oase Tulder eerbiedig passeerde. Mede door toedoen van de directie van De Utrecht was de tramlijn over Esbeek komen te liggen. In eerste instantie zou het spoor vanuit Tilburg-Goirle-Hilvarenbeek via Roovert naar Poppel gelegd worden. Directeur W.P. Ingenegeren richtte zich onmiddellijk schriftelijk tot de minister: dat met eene ombuiging dier lijn, waardoor een omweg wordt gemaakt van circa 1500 meters, het gehucht Esbeek, met eene bevolking van ongeveer 600 inwoners kan verbonden worden. In dezelfde brief haalde hij ook het belang aan van een Poppels gebied: maar ook in de nabijheid van de ontginning en uitgestrekte kweekerijen, genaamd de Pannenhoef waardoor aan die lijn een groot vervoer wegens aanvoer van meststoffen, plantsoenen en verschillende andere materialen benoodigd voor eene groote ontginning.

Natuurlijk ging het vooral om eigen belang. Haar uitgestrekte bezitting was erg gebaat met de aanleg van een tramverbinding: meststoffen en andere benodigdheden voor de ontginning en de aanleg van weilanden konden zo sneller aangevoerd worden. De brief werd dan ook mede ondertekend door de Boerenbond, de Boterfabriek en het Kerkbestuur, alle ‘kakelverse Esbeekse coöperatieve organisaties op christelijke grondslag’.
Nadat op 24 september 1907 gereisd kon worden van Tilburg tot en met Esbeek, zou het nog tot 1909 duren voordat met vanuit Esbeek met de tram de Belgische grens kon bereiken. Op 1 mei van dat jaar werd het Nederlandse en Belgische gedeelte in gebruik genomen. Met een vaartje van gemiddeld 20 km/uur arriveerden per dag acht trams in Esbeek: vier vanuit Turnhout en vier vanuit Tilburg. Ongelukken gebeurden er nauwelijks met de tram. Men lette goed op de snelheid en het gevaarte maakte zo veel lawaai dat iedereen op tijd werd gewaarschuwd.

Dat gold echter niet voor de Diessense koetsier Hoozemans. Op 25 juni 1909 werd hij vanuit een zandweg bij het oversteken van de tramrails in Esbeek vol aangereden door de naderende stoomtram. Hij werd uit de ‘tilbury’ geslingerd en hij liep flinke wonden aan zijn hoofd en aan zijn borst op. Terwijl het paard met de schrik was vrij gekomen, bleef Hoozemans urenlang bewusteloos in een nabijgelegen herberg liggen. Meer geluk had boer De Laat die doodgemoedereerd met zijn fiets knarsend over het grindpad naast de tramrails peddelde. De tram haalde hem echter stampend in, raakte hem met een beugel en pardoes belandde hij verbouwereerd in de sloot. Met dove weggebruikers had men eigenlijk geen rekening gehouden. Gelukkig liep deze tramaffaire met een sisser af!
De machinist was verplicht de ‘schel’ te gebruiken bij iedere bocht in de lijn, bij het afrijden en naderen van de standplaats en bij het naderen van dwarsbomen in de straten. Bovendien moest gebeld worden bij elk naderend rijtuig, paard of ander tegemoet komend vee. Blijkbaar was dit toch nog aan dovemans oren gericht bij een andere Esbekenaar, die op 4 mei 1929 een flinke duw van de tram meekreeg. Hij was in de ban van de verkiezingen, wilde zo’n verwaaid biljet oprapen en werd toen pardoes van achteren gegrepen. Maar moet je eigenlijk niet altijd maar vooral tijdens de verkiezingen … de rug recht houden!

Vergelijkbare berichten