Overspelige Diessense boer toch goede opvoeder in 1802
Geertruida Matthijs Louis was een ‘ongehuwde dochter’ van vooraan in de twintig. Zij woonde en werkte in Hooge Mierde. Een van haar plezante bezigheden was het halen van brood in Turnhout. Vooral sinds Adriaan van Dommelen haar in de heide tussen Hooge Mierde en Turnhout ‘aansprak’ en vergezelde! Daar had hij haar de eerste rijze aangesproken en verlijd met schoon schijnende woorden en met haer vleesschelijk geconverseerd. Enige tijd later woonde zij als dienstmeid in Diessen. Ook daar wist Van Dommelen, reeds van middelbare leeftijd, haar te vinden: hij kwam trouwens uit Diessen. Immers: de laatste rijze toen hij met haer insgelijks heeft te doen gehad is geweest in de Buskens alhier in de Akker van Diessen. Geertruida verklaarde dat zij tussen de ‘Mierdse heide’ en de ‘Diessense akker’ meermalen met Adriaan de liefde bedreven had. Zij liet er ook geen twijfel over bestaan dat hij haar bevrucht had. Deze Diessenaar uit het Sprenkelseind was ook niet van plan om het tegendeel te bewijzen.
Bovengenoemde jonge ongehuwde Mierdse moeder had tijdens de bevalling de naam van de vader ‘uitgekraamd’: Adriaan van Dommelen! Hun kind werd geboren aan de Wolfsdonk aan het begin van de Waterstraat in Diessen ten huize van Paulus Cornelis Schilders, op saterdag den 22e mei smorgens met het aenbreken van den dag. Als vroedvrouw trad Maria Princen weduwe Marten van Gils uit Esbeek op. Wat er van de kleine Petronilla geworden is, is ons niet bekend. Wellicht kreeg zij van ‘haar vader’ een goede opvoeding. Met zijn oudste zoon Jan had hij het immers ook goed voor. Deze 11 jarige knaap had van zijn baas Adriaan van Oirschot, hij boerde in Baarschot tegenover de Oude Brouwerij, een flinke hoofdwond gekregen door ’t slaen met een steel van een heyseysie. Het gevolg was wel: een blessuur op ’t hoovd, een vleesch wonde ter groote van een halve duim in ’t rond en een halve duim diep toegebracht door een of ander ‘zwaai instrument’.
Vader Adriaan van Dommelen uit de latere Molenstraat ging meteen uitleg vragen bij de baas van zijn zoon en hij kreeg als antwoord: Uw jongen heeft mij geaffronteerd en omdat hij mijnen knecht van zijn werk aff houd. Kalm en bedaard gaf hij zijn mening over het speelse gedrag van zijn zoon: Als gij mijnen zoon met de ooren eens getrokken had. Dan zoude ik daar niets van zeggen! Zijn oom en naamgenoot Adriaan, zoon van Wouter van Dommelen, bracht het er evenwel veel slechter van af. Op een koude winterdag was hij verdronken in eenen sloot beneffens de gemeenen wegh ter plaetse genaemt het Sprenkels Ent. Het lichaam werd door de schepen Joachim Beersmans uit de sloot gevist, in arrest genomen en thuis ontkleed gevisiteerd. De chirurgijn deelde mee dat hij geen quetsuren vonde ofte eenige ander dingen heeft kunnen vinden. Maar had onze Mierdse dienstmaagd eerder ook niet beter Van Dommelen, die naast de latere boerderij van de ‘Zusters van Liefde’ boerde, met … zijn oren kunnen vatten?