Pastoor in gevecht met Armmeester op het Pannenhuis in 1740

De pastoor vocht in 1740 met predikant en armmeester in het Diessense Pannenhuis

De Diessense schepen Joachim Beersmans verbleef regelmatig op het Pannenhuis in 1658 door Hendrik Sweens gebouwd aan de westkant van het Groot Laar. De rijke vrijgezel woonde er vaak en zijn zuster Catharina die getrouwd was met Albertus Cauwenberg was er waardin. Daarnaast was hij kind aan huis in de latere boerderij/herberg Van Helvoirt op de Heuvel waar zijn andere zuster Johanna met Cornelis Cools woonde. Bovendien was hij in 1741 de Diessense ‘armmeester’ en bovendien hoofdman van het St. Sebastiaangilde, dat in het Pannenhuis haar thuis had. In deze herberg werden in het midden van de achttiende eeuw de vergaderingen van het kerkbestuur, het dorpsbestuur, het armbestuur en het gilde gehouden. Op 26 juli 1740 zaten drie Diessense partijen ‘gespannen’ in dit Pannenhuis. De predikant Paulus Keuchenius had een onderhoud met Joachim Beersmans op de kelderkamer van de herberg. Pastoor van Eysendijk zat in afwachtingvan dit gesprek in de ‘goei kamer’. Het complete ‘Diessense Armbestuur’ wachtte gespannen in de keuken. De dominee bleek zes gulden voorgeschoten te hebben aan een Bossche chirurgijn. Die had de zoon van Jan Nicolaas Gelijn, een voormalige Diessense protestantse schoolmeester, genezen. De man was met crauwasie beset en in totale armoede geraakt.

Nauwelijks had de herbergier Albertus Cauwenberg de predikant Keuchenius via het achterdeurtje uitgeleide gedaan of de nijdige pastoor vloog Beersmans met grof geweld aan: Ghij bent een schelm en een dieff, dat ghij de arme penningen uitgeeft aan soodanige personen. Het geld was immers bestemd voor de vele Diessense katholieke armen … en niet voor die Geusen! Albertus probeerde de vrede in zijn herberg te bewaren en zei tot zijn zwager Joachim: Staat tegen uwen pastoor niet op, gaet liever uyt huis. Maar de pastoor was blijkbaar nog niet gekalmeerd en riep: Moet ge nog weggeven van den huisarmen daar ge niet toe bevoegd bent en aan vreemdelingen en gegageerde kinderen? Joachim Beersmans bleek overigens zo slecht nog niet te zijn. Want toen hij op 25 februari 1741 zijn testament liet opmaken, liet hij aan het Diessense Armbestuur een complete boerderij na. Het was de latere ‘armenboerderij’ aan de Reusel die laatstelijk bewoond werd door Janus Jansen: eene stede met schuijr schop en percelen van erve soo saaij als weijlandt daarbij behoorende, staande en liggende alhier tot Diessen aan de Brugge. Als rijke en voorname Diessenaar werd Joachim op 27 maart 1741 toch door dezelfde pastoor ‘midden in de kerk’ begraven.

Op 6 september 1741 werden de goederen van de overleden filantroop Joachim Beersmans geïnventariseerd. Dat hij een fervent jager was bleek wel uit zijn twee weytassen met enkele kogels en een ‘patrijzennet’. Verder was hij, in tegenstelling tot de meeste andere Diessenaren, behoorlijk geletterd want hij bezat een cijferboek, voet off maetstokjens, almenakken en een aantal boeken waaronder de ‘Costumen van Den Bosch’. Van de gemeente Diessen had hij een ‘bundel collectboeken, enkele manualen, placaten en ordonnantiën’ in bezit. Uit de gevonden brieven, transporten, geloften en obligaties bleek dat onze vrijgezel er warmpjes bij zat. Ook ging hij goed gekleed: twee blauwe camisoelen, een blauw kleed, een rok, drie seeme broeken, neusdoeken, overhemden, lijvshemden, vijf paar kousen en silvere schoengespen met een kleijn silver kettingske. Had deze rabiate pastoor ‘van de ware religie’ op 26 juli 1740 op het Pannenhuis niet wat christelijker moeten zijn tegen … deze amicale belezen Diessense weldoener?

Vergelijkbare berichten