Poppelse chirurgijn zwaar gewond op Roovert in 1680
De grondbetekenis van roo- of roye- is volgens mij ‘grens’. Daarover zijn de meningen overigens nog verdeeld. Niet alleen tegenwoordig, maar ook vroeger ontstonden er regelmatig geschillen op Roovert. In 2017 wisten de Beekse politici precies waarover ze hartgrondig onenigheid hadden en waarom ze vechtend over ‘straat’ rolden.
Bij Bartelt Jansse van Tulder rolde in 1681 ook iets over de Roovertse Dijk. In maart 1681 had deze Roovertse molenaar de carre geladen met veertigh steen vlas bestemd om op de oliemolen lijnzaad uit te slaan. De voerman van de genoemde stortkar met vlas had zijn paard op de Roovertse Brug niet kunnen houden en hetselve met de distantie van ontrent 14 à 15 treden op den bodem van desen staat alwaer dito carre opsloegh! De hele lading vlas viel natuurlijk net op Brabants grondgebied. Op dat moment kwamen er drie ruyteren uit het gebiet van Spangien rijdende op het licent op den roden van Antwerpen, die het vlas via Poppel naar Antwerpen brachten.
Een half jaar eerder, zondag 3 november 1680, had tapper Thijs van Dun twee bezoekers: Bastiaen Verschueren en de chirurgijn mr. Francois, beiden uit Poppel. Wellicht betrof het herberg de ‘Rook’. De andere kleine herberg, gelegen aan de kant van Poppel en staande op de oude molenplaats, stamde uit een veel latere periode. De vader van tapper Thijs was Jan Adriaen Jan Bruers en woonde op Dun: vandaar zijn naam!
De twee mannen hadden zowat de hele dag samen zitten drinken tot savonts tusschen lighten ende donckeren. Op het laatst werd de discussie zo hevig dat denselven hant gemeen wierden ende naer malcanderen staecken ende sneeden mette bloote messen. Jonge dochter Maria die dit al even had aangezien kwam tussenbeide geslopen om met een stoel in de hand de twee vechtende te scheiden. Zij werd prompt bijgestaan door haar kloeke zuster Cathalijn. Deze twee onvervaarde struise Beekse meiden maanden de dol geworden vechtjassen op te houden. Anders zou de een de ander nog gaan vermoorden! “Doe de deur open”, riep Bastiaen en lijkbleek strompelde hij het huis uit.
De twee getuigen Maria en Cathalijn van Dun wisten de oorzaak van de hevige ruzie niet: ende sy in het Frans spreeckende twelk sy niet conde verstaen! De achtergebleven chirurgijn ging versuft op een stoel zitten en stamelde: Ick ben gequetst! Meteen scheurde hij zijn rok en onderkleed open en daar openbaarde zich een grote wond onder aan zijn borst waar veel bloed uit vloeide. De twee dames zagen dat de wonde ontrent eenen vingerbreet vanden anderen was openstaende. De chirurgijn ging echter meteen bij zichzelf aan de slag en met een ‘tintel ijzer’ voelde hij in zijn wond. Hij kon opgelucht ademhalen: het is niet veel seer noot, het is maar enen schampsteeck. Dat een zwaar gewonde zichzelf kon verbinden … was een hele zorg minder!