Predikant De Bitter heeft in 1671 veel te stellen met de Decanije

In de Wouwerstraat in Hilvarenbeek herinnert niets meer daadwerkelijk aan het misschien wel belangrijkste religieuze Beekse gebouw van weleer: de Decanije. In deze omgeving moeten ooit de wereldlijke en geestelijke macht hand in hand uit het niets, tot Beke, zijn opgetrokken. De herinnering aan de wereldlijke IJpelaar, Wouwerstede of Biënstede ligt nu, in de vorm van een brok bakstenen, exact op de plaats waar eens de voormalige Decanije fier overeind stond. Helaas moeten we ‘bitter’ vaststellen, dat gedurende de laatste nieuwbouwactiviteiten in 1998 op het oude sportcomplex vermoedelijk nog rigoureuzer sporen gewist werden dan bijna drie eeuwen eerder tijdens de Franse plunderingen in 1708! Gelukkig is men in het Regionaal Historisch Centrum in Tilburg ook zuiniger op de vele meters Beekse ‘papieren spullen’. De laatste deken op de Decanije was Christiaan Cauthals. In 1650 betrok Gijsbert Coetsius als eerste dominee van Hilvarenbeek de enigszins opgelapte Decanije. De laatste Beekse predikant voor de totale Franse plundering was Benjamin Tilius.
Tussen beiden was de gereformeerde Jacobus de Bitter de bewoner. Jacobus werd geboren op 20 september 1620 te Haarlem en overleed in 1690 in Hilvarenbeek. Vooraf was hij tussen 1648 en 1659 predikant in Den Dungen. Op 15 juni 1665 waren de schepenen van Hilvarenbeek present op de Decanije om te komen tot een door de predikant gevraagde visitatie. Het was slecht gesteld met het historische bouwwerk: de muere aende oiste syde van de Decanije uitte gracht opgemetselt voor soo veel boven waeter te sien is seer vergaen en op verscheyde plaetsen uytgebroocken.
Op 1 oktober 1671 trok de dominee wederom aan de bel om de Decanije op te knappen. Deze keer was een verwoestende storm de directe aanleiding geweest. Gerrit van Diessen en Gerrit Hesselmans, twee Beekse schepenen, bezochten het pand aan de Wouwerstraat en ze kwamen tot de volgende slotsom. Door de extraordinaire storm ende tempeest waren aan de oostkant twee grote gaten in het dak geslagen. Zij rapporteerden verder dat van het toorentje boven de deeckens camer veel leien waren gewaaid zodat er lekken waren ontstaan.
De Beekse predikant Jacobus de Bitter werd weduwnaar en op 17 januari 1675 liet hij een inventarisatie opmaken van de goed gevulde kleerkasten van haar overleden vrouw Anna van der Tubely alias Van Tweelen of ‘Tweeling’:
-11 hemden; -een blauwe voorschoot; -10 sack neusdoecken; -24 neusdoeken; -26 soo onder als treck mutsen; -een paar witte catoene hantschoenen; -5 nagt sackdoeken; -7 witte lappen; -10 paar open moutjes; -4 witte borstrocken; -een swart porto seye tabbers lijff; -een swarte breede tabbers lijff; -een rooden stoffen rock; -een donker gestreepte roc; -een swart jack; -een root keurslijff; -een swarte syden voorschoot; -een swarte syden neusdoek; -een camer doeckse neusdoek; -een sabelse moff; -een groene en een witte deecken; -een paar couleurde leren hantschoenen; -een bedde, peuluw en hooftkussen.
Verder bezat zij nog veel tinnen schotels, borden en een ‘spouw potje’. De totale waarde bedroeg maar liefst 658 gulden. Maar waarom zou deze Beekse domineesvrouw, die er op de Decanij zeer warmpjes bij zat, moeten onderdoen voor … de meid van de pastoor op de Pastorie?