President houdt Beek in het rampjaar 1672 uit de armoede
Op 4 maart 1613 werd op de Esbeekse Tulderhoeve Thielman Lemnius geboren. Even later werd hij in Weelde gedoopt als Thielman Adriaen Thielmans Lemmens van Tulder. Hij zou zijn vader als pachter/boer op de Tulderhoeve niet opvolgen. Dat deed wel zijn broer Goris die tijdens zijn laatschap (1622-1679) de boerderij afgebroken zag worden om plaats te maken voor een fameuze nieuwe hoeve.
Thielman werd bierbrouwer, lakenkoper en drapenier. Vanaf 1649 was hij schepen in de bank van Beek. Maar van 1672 tot en met 1686 oefende hij het ambt van president uit: voorzitter van het schepencollege. Hij was getrouwd met Barbara van den Heuvel, een dochter van de rijke secretaris van Loon op Zand en schepen van Oisterwijk.
Het jaar 1672 zou de geschiedenis ingaan als het ‘rampjaar’. Engeland had ons land op 25 maart de oorlog verklaard en op 6 april volgde Frankrijk die onder andere Brabant inlijfde. In mei tenslotte dreigde er geweld uit Duitsland. Het dieptepunt kwam in augustus toen de gebroeders De Witt in Den Haag werden vermoord. In die moeilijke tijden probeerde de president Lemnius Hilvarenbeek goed te besturen. Daar hij een zeer welvarend man was leende hij regelmatig persoonlijk flinke geldsommen aan de gemeente. Ook dorpsgenoten die in de problemen gekomen waren wist hij met leningen weer vooruit te helpen. In het bewuste rampjaar 1672 reisde hij regelmatig naar Franse legerplaatsen om sauvegardes te kopen. Dat waren vrijgeleiden opdat het dorp niet geplunderd zou worden.
Op 27 juni ging hij mette kerre naar Maaseik om de Franse contributies te voldoen. Een maand eerder had Thielman drie tonnen bier, enkele potten wijn en een partij hooi geleverd aen een regiment voetvolck met hunne bagagie gaende naer Maestricht. Op 15 juli vertrok hij naar Vlijmen, waar het Franse leger kampeerde, om swaricheden te verhoeden die de gemeynte over het hooft was hangende. Meteen daarna door naar Eindhoven naar de Graaf van Nassau, die met vier dusent peerden aldaer waeren.
Hoewel Thielman dus niet echt boer was, had hij toch wel enkele boerderijen in zijn bezit. Zowel in Weelde als in Poppel had hij van zijn moeder een hoeve geërfd. In de Beekse Cromstraete had hij ook een hofstede. In Esbeek aan het Nereneynde liet hij in 1662 een nieuwe boerderij bouwen. In 1689 verwierf hij nog twee boerderijen in de Groenstraat; een daarvan was de huidige ‘Eshove’. De landbouw zat in die tijd ook in een diepe depressie en Thielman kon de bedrijven goedkoop verkrijgen. Bovendien probeerde hij de verwildering van de landerijen en de leegstand van boerderijen tegen te gaan. Thielman woonde tot zijn dood in maart 1700 in het huis Sint Joris waar hij winkel hield en een brouwerij exploiteerde. Was onze vermogende politicus daar eigenlijk niet de regelrechte voorloper van … de huidige HEMA?