Schaliedekkers op de toren riskeren hun leven in 1801
Er barstte een hevig onweer los, waardoor de Beekse toren op 11 december 1615 door blikseminslag in brand raakte. Gedeelten van de brandende spits vielen op het dak van de kerk. Door de felle wind vatte dat ook vlam en in korte tijd brandde de kerk helemaal uit. Alleen de sacristieën bleven gespaard. Het jaar 1719 mocht met betrekking tot het weer in onze regio een regelrecht rampjaar worden genoemd. Een zware onweersbui raasde op 28 juli rakelings langs Beek en Diessen. De schade in De Beerzen was aanzienlijk: d’Oistelbeerse toren en buyck van de kerck swaer beschadight. Ook de toren van Middelbeers kreeg het zwaar te verduren, terwijl die van Diessen en Hilvarenbeek grotendeels gespaard bleven.
Op 11 juni 1776 hingen er donkere wolken boven Beek. Plotseling braakten die grote hagelstenen uit. Behalve de gigantische schade aan de gewassen op de velden, was de woning van de predikant zwaar gehavend. Na het geweld van de storm werd besloten om de glasen die daardoor sijn uytgeslagen in de gemeentens toorn, waag en schoolhuyzinge publiek te besteden.
Doordat de bliksem ongenadig had ingeslagen op zondag 22 maart 1801, ontstond er om een uur brand in de spits. Daardoor moesten er in de ‘onderste peer’ een stijl, een krabeel, vier scheerbouten en twee eiken ribben worden vervangen. Ook de verbrande delen in de ‘bovenste peer’ werden gerepareerd. Het was te danken aan het heldhaftige optreden van twee ‘schaliedekkers’, die hun persoonen waagden, het in brand zijnde hout, het vuur met een hakmes afhakte en met water de brand totaal bluste. Zij kregen van de gemeente een premie (elk ruim 6 gulden) en de anderen werden op een ton bier getrakteerd.
Op 12 maart 1818 sloeg onverwachts om kwart voor vijf in de middag de bliksem in de toren. Op een plaats in de ‘onderste appel’, waardoor een gevaarlijke brand dreigde te ontstaan, zijnde reeds het lood ter dier plaate aan het smelten. De ‘bovenste appel’ was op twee plaatsen geraakt, met als gevolg dat een kromme hoekstijl met de planken verbrand waren. Bovendien was er veel lood gesmolten. Van de toren waren 4000 leien gevlogen, zo hard was de klap. De kerk zelf miste 20 vorsten en 5000 leien. Met 25 vooraanstaande inwoners werd de nacht na de inslag gewaakt en een oplaaiende brand werde voorkomen.
Toen de gemeenteraad in het voorjaar van 1869 gezien had dat de bliksem op de toren van Goirle was geslagen, besloot men onmiddellijk om een bliksemafleider aan te leggen. Het feit dat de Beekse toren reeds meerdere keren was getroffen bespoedigde de zaak alleen maar. Het kerkbestuur was bereid om de waterput op het kerkhof af te staan, die dan als afleider van de bliksem zou kunnen dienen. Een smoorput bij de kerk is ook tegenwoordig … niet te missen!