Schepenen vol lof over ‘reizende operateur’ in 1714
Een kwakzalver is iemand die de kwakzalverij uitoefent; het onbevoegd uitoefenen van de geneeskunst. Kwakzalvers zeggen zelf dat zij alternatieve geneeswijze toepassen. Zij bedienen zich van behandel- en/of onderzoeksmethoden, waarvan het nut niet echt wetenschappelijk is aangetoond. Doordat in de negentiende eeuw te veel onbevoegde actieve genezers gekomen waren en er ook bijna niet tegen werd opgetreden, werd in 1881 de ‘Vereniging tegen Kwakzalverij’ opgericht. In 1969 waren er vijfhonderd alternatieve genezers actief. Enkele jaren geleden waren er volgens de Raad van de Volksgezondheid reeds vijfduizend actieve alternatieve genezers geregistreerd. Doch bij kwakzalvers denken we nog steeds allereerst aan vroegere duistere tijden.
Begin achttiende eeuw deed wederom een kwakzalver Hilvarenbeek aan. Die werd door de plaatselijke schepenen geprezen wegens syne uytgegeven paequette of medicijnen soo op den theater vercogt en uytgegeven aen ons geene clachten, maar ten contrarie loff en alle reputatie. Hij kreeg zelfs een getuigschrift mee!
Op 12 oktober 1714 arriveerde de ‘operateur’ David Meens in de Vrijheid van Hilvarenbeek, alwaar hij syne consten geexerceert hadde. Liefst vier patiënten had deze reizende medicus genezen. Laten we hieronder die gevallen eens nader bezien. Het twee jaar oude kind van Jan Daniels was geboren met eenen hasenmont. Binnen negen dagen was het zoontje gesneeden en genesen, althans dat verklaarde de getuige, de grootmoeder van het kind. Verder had Merten Peynenborch ruim zestien maanden geklaagd over ademhalingsmoeilijkheden. Al geruime tijd had hij medicijnen gehaald bij de plaatselijke doktor en chirurgijn voor zijn astma ofte specie van teringe. Een van hen zal ongetwijfeld Peter van Campenhout geweest zijn. De andere was Jacobus Glavimans, de eerste dokter in Beek. Zijn praktijk was gevestigd in de ‘Son’, op de hoek van de Markt en de Koestraat. Doch bij deze twee had Merten Peynenborch geen enkele baat gehad. Wel van de genoemde operateur, want binnen acht dagen had die hem volkomen genezen!
Vervolgens verklaarde Merten Sebrechts voor de Beekse schepenen dat hij ook goede ervaringen met de heelmeester had gehad. Ruim twaalf jaar geleden had zijn zuster een hartvanck gekregen. De laatste tijd was zij gedurende wel een maand met besloten lichaem sonder stoelganckt geweest. Het eten dat zij probeerde in te nemen kwam steeds naar boven terug. En steeds weer kampte ze met grote flaute en benauwtheit aent hert. Maar met de medicijnen van de ‘kwakzalver’ was zijn zuster binnen elf dagen geheel hersteld.
Tot slot had Cathalijn, de weduwe van Adriaen Dirick Peters, langdurig alle middelen aangewend om weer genezen te worden. Maar helaas: het hielp niet. Zij was soo veel als blint! Nadat ze naar de ‘residentie plaats’ van de operateur geleid was, had ze zijn medicijnen ingenomen. Reeds na acht dagen was ze in zoverre genezen, dat zij veele byzonder gelt specien volcomentlyc kende. Maar is in het Beekse land der blinden … eenoog niet altijd koning?