Tumult tijdens oprichten meiboom op Roovert in 1736

Vroeger was de veldwachter er vaak kind in huis in het ‘Beekse Buitengebied’

Op 1 mei 1736 was het weer raak in de Rook op Roovert! In de herberg van Jan van Hees werd traditiegetrouw een kinneken bier gegeven voor het rigten van de meyboom. Tussen de herbergier en enkele gasten, waaronder de Bekenaren Jan Damen en Adriaen Fiers, kwam het tot een behoorlijke woordenwisseling over het betalen van het gelag. Een groepje ging naar buiten en sloot de deur. Toen sloegen ze met de tromp van hun geweer op de vensters en deuren tot de ruiten eruit sprongen. “Komt er uit”, riepen ze, terwijl ze dwars door de herberg schoten! Toen de knecht Jan Schilders zich even buiten waagde, kreeg hij meteen een klap op zijn rechter oog, zodat hij weer bloedend het huis in strompelde. Hendrik Bartholomeus Hendriks, die links aan de weg tussen Roovert en Gorp woonde (wellicht de voormalige Hulsbosch van Johannes Goropius Becanus), werd als de grote dader aangesproken en de meiboom werd resoluut neergehaald. Het werd uiteindelijk weer rustig in de tapperij op Roovert.

Het werd zelfs zo rustig dat Poulus van Poppel, die gehuwd was met Maria Brokken, met hun dochter Petronella ’s nachts gewoon doorsliepen toen in hun huis de Rook op Roovert ingebroken werd. Behalve veertig gulden misten zij heel wat spullen: -eenen bleekblauwen mansrok; -eenen roode baaye rok; -eenen blauwen slemme rok met witte en blauwe strepen; -twee blauwe voorschoode; -twee slaaplakens en een silvere kruiske.
Vroeg in de morgen merkten ze dat het venster en het ‘glasraam’ in de grote kamer openstond, waaronder ze een ‘verdacht vaatje’ aantroffen. Dat de ruit uit het bovenraam sinds lang verdwenen was, daar hadden ze geen verklaring voor! Nadat de grendel van het venster opengeschoven was, kwamen ze zonder uit of inbraak van de kamer in de keuken. In de kast werd de sleutel gevonden, waarmee de kist werd opengemaakt.

Dan waren er nog drie andere duistere personen, en die waren echt niet op zoek naar de ‘grenskerk’, die ’s nachts de weg kwamen vragen naar Roovert. Dat was bij boer Peijnenborch op Gorp: ontrent de clocke twaelff uyren syn comen posteren ende aldaer aengeclopt. Met veel bombarie riepen ze de boer om naar beneden te komen en hen de weg te wijzen. Terwijl hij ze tot op straat de richting naar Roovert aanwees, hoorden ze dat aldaer twee honden seer basten! Toen riep een van de zwervers: Daer vat mij al een hondt! Gespannen liepen ze verder en kwamen langs het huis van Bartholomeus Hendricx, de vader van de eerder genoemde raddraaier Hendrik, dat alsdoen wierde gedaen een schoot met een roer met scherp geladen. Terwijl ze de heg indoken gilde een van de nachtuilen: daer schieten ze met een kogel en die kogel vliegt neven mijn hooft! De boer kon voor de Beekse schepenen niet vertellen of het schot uit het huis van Hendriks kwam. Wel dat hij schrik in de broek had: ick dorst niet verder meer gaan! Maar is het niet meer dan normaal om ’s nachts bang te zijn in het buitengebied … tussen Gorp en Roovert?