Van ‘Kleine Maan’ naar ‘Ooievaarsnest’ aan de Beekse Markt in 1648
De Beekse tollenaar Henrick Symon Back woonde in 1493 in de Maan. Willem van Wijck Jans bezat in 1528 de Cleyne Maen achter op de Beeck en voor aan de Coestraet. Het huis de Maen stond in 1550 ten oosten van de ‘Cleyne Maen’ met een hoeve over de Beeck. De kinderen van Willem van Wijk bezaten in 1551 een huis aan de Plaatse geheten de ‘Maen’ of de ‘Grote Mane’ zuidwaart optie Beeck en westwaart aan die Cleye Mane. De priester en kanunnik Jacob Bammeroye bezat in 1562 de Maen tussen Claes Otten en Goyaerts de Smit en achter grenzend aan de Beke. Op 29 januari 1568 was de smid Goyaert van Olmen nog eigenaar van de Cleijne Maene. Op 5 december 1575 werd Willem Dirck Otten eigenaar van de Maen. Hester Cornelis Otten maakte op 25 september 1606 haar testament op, lijdend aan de pest, vanuit haar huis de Maen aan de notaris.
Dirck Jansen van Trier verhuurde in 1607 een kamer in de Maen aan Aert Peter Jacobs en hij moet houden een derde deel van alle ruyteren ende soldaten dier bij ordinancie zouden mochten komen. Cornelis Jansen van Laarhoven was in 1617 schoenmaker en daarnaast leerlooier met één looikuip in de Cleyne Maen aan de Plaats. In 1622 werd de Maen omschreven als hoff, brouwhuys en schuer aen die Gemeyn Plaetse. De scholaster meester Willem Gielis van Rijckel doceerde in 1626 in zijn woning de Maen aan de ‘Ronde Straat’ humanoria, waar ook een herberg en een bierbrouwerij gevestigd waren.
Pieter Wouter Verrijth herdoopte in 1648 de Cleijne Maene in Oyvaersnest met een oliemolen en een brouwerij en hij liet de schepenen zijn stinkende kelder visiteren liggende eene plas gelijck koijseyck stanckende vuyttreckende door de muure van de gevel van de stalle neven de Maene van Mr. Canonick Willem Gielis van Rijckel.
Bij de verkoop van de Maen op 15 mei 1663 werd het pand voortaan Vergulde Leeuw genoemd. In 1671 omschreef men de Oyvaersnest als huysinge metten olymoelen, brouwerije, stallinge en schuyre. Mr. Lambrecht Verrijt, chirurgijn, schepen en ‘Roeijdrager des Capittels van Beeck’ woonde in 1679 in de Oyvaers Nest. De chirurgijn Adriaen Hanegraeff was olieslager en herbergier in 1682 in de Oijvaersnest en in 1694 brandde het totaal af. De secretaris Johan Martini Bergman woonde in 1736 in de Ooievaarsnest en in 1770 vernieuwde Cornelis van Heusden het pand. In 1887 kocht dokter Scheidelaar het huis met koetshuis met twee tuinen van de weduwe van Piet de Lang. Eind jaren zestig verdwenen de plannen van de gemeente voor een mooi ‘heemkundig museum’ definitief in de prullenbak. Sinds 1977 past de familie Marres met veel trots op de voormalige Ooievaarsnest en Kleine Maan. Maar is na de tollenaar, smid, olieslager, herbergier, bierbrouwer, secretaris, chirurgijn, heelmeester en huisarts nu niet de Heemkundige Kring aan de beurt om op … de attentietegel en het pand te passen?