Veel geweld bij de hoefsmid aan de Beerten in 1710

Wie sloopte jaren geleden met ‘veel geweld’ het historische pand met de smederij van Jos van de Biggelaar op de hoek Wouwerstraat/Vrijthof?

In de loop der eeuwen heeft Hilvarenbeek talloze smeden gekend. Goyard van Olmen oefende het vak van smid in 1568 uit in de Cleyne Maen aan de zuidkant van de Markt. Hendrick Lodewijkx hing in 1578 veelvuldig aan de blaasbalg in het pand Mechelen aan de Hoge Zij en in 1620 pookte daar Gerard Noyens ook het vuur op. Verder was Jan Hendrik van de Graef toen actief als smid aan de Gemene Plaets. De smid en koperslager Dirk van Laarhoven sloot in 1692 twee schapendieven op in de Beekse Gevangenis. In 1720 werkte Hendrik Walschots als smid aan de ‘galderij’ van de Kerktoren. Francis Otten werd in 1722 beboet omdat zijn ‘smidshuis’ aan de Voort niet goed was afgesloten. De smid Peter Noyens maakte in 1732 twee ‘crammen en een slot’ aan de Gevangenis. In 1802 was Willem van Loon actief als smid en hij repareerde de ‘nachtklep in het gevangenhok’ op het Raadhuis. Arnoldus Tops was in 1819 hoefsmid en in 1829 leverde hij smeedwerk aan het Kerkhof en smeedde hij ook twee sleutels voor de ‘raadkamer’ op het Raadhuis. Wilbort Merken vervaardigde vier nieuwe sleutels voor de kist van de ‘Coem’ (comme), daarin lagen alle Beekse archiefstukken, op het Raadhuis.

De smid Peter van Meurs maakte in 1830 vakkundig een eizere maat tot maatstaf bij de invoering van een evenweidig karrespoor. Cornelis van de Berg verplaatste zijn smederij in 1843 van de Varkensmarkt naar het eind van de Paardenstraat aan de Beerten. Hendrik Verhoeven leverde in 1857 een fraai nieuw ‘smeedijzeren hekken’ voor het nieuwe Kerkhof aan de Doelenstraat. Deze hoefsmid en klokkenist aan de Markt repareerde in 1875 de kachel van meester Broeders. Een jaar later wist de smid Piet van Puyenbroek vakkundig de Beekse brandspuit te maken. Het torenuurwerk werd in 1863 in orde gemaakt door de smid Peter Vlaminks. De eerder genoemde smid Van Puyenbroek haalde in 1883 brandstof voor de secretarie op het Raadhuis. In 1904 leverde Jan Verhoeven smeedwerk aan de Lagere School. Jan de Graaf was in 1907 als smid werkzaam op de Kerktoren en hij maakte vakkundig nieuwe brandhaken. Marinus de Graaf mocht in zijn smederij aan de Paardenstraat in 1911 een ‘toestel voor de ontwikkeling van acetyleengas’ inrichten. Adriaan van Nostrum ten slotte hield het in 1928 voor gezien, doofde zijn vuur en zijn smederij werd publiek verkocht.Twee eeuwen eerder was Cornelis van Hoof meester hoefsmid op het einde van de Paardenstraat aan de noordkant van de Beerten. Samen met zijn vrouw Margriet getuigde hij onder ede bij de Beekse Drossaard Jacobus Coenraets dat op 30 september 1710, de dag dat Peter Wijten werd begraven, bij hem aan zijn ‘hoefstal’ Francis van Eijndhoven was komen aanlopen. Die begon nogal wat problemen te maken over het aankopen van een koebeest van Jan Moonen door de genoemde hoefsmid. Opeens sloeg hij Cornelis zodanig onverhoets aen ’t hooft dat hij op de grond viel. Van Hoof pakte buiten bij de smederij vlug een hak en sloeg Van Eijndhoven nu zelf tegen de vlakte. Die krabbelde onmiddellijk weer op en riep: Schelm, ick sal u desen keer vermoorden! Toen pakte hij schielijk de scheij uijtte hoefstal en smeet die met alle kracht naar het echtpaar Van Hoof. De smid vluchtte naar de Plaetse om zijn beklag te doen bij de president van de schepenbank.

Ondertussen hadden twee andere getuigen, Jacobus de Hont en de borgemeester Hendrik de Hont, gezien dat Francis met zijn broer Jasper en hun ouders witheet en woest naar het huis van Cornelis van Hoof liepen. Ze hadden twee smehamers uijtte smis genomen en sloegen daarmee twee deuren van het huis compleet aan flarden. Daarop liepen ze naar binnen en met getrokken mes en een zware hamer dreigend boven het hoofd van de huisvrouw riepen ze: Waer is de schelm, dat hij der uijt comt. Wij sullen hem vermoorden! Toen kwam de brevierende ‘gewesene pastoor Collaerts’, die ook aan de Beerten woonde, als een reddende engel. Met veel ‘soete woorden’ kon hij de aanvallers bewegen te vertrekken. Toen de grootste aanvaller afdroop kwam hij het slachtoffer Van Hoof tegen en dreigend riep hij opnieuw: Schelm, ghij sult nog van mijn handen sterven! Doodsbang besloot de smid het gekochte koebeest toch maar aan hem over te dragen. De vierde getuige, de borgemeester Hendrik de Hont, verklaarde nog dat het geweld zeer hevig was en dat hij het getrokken mes zag blinken. Ook hoorde hij het verbrijzelen van de voordeur en het inslaan van de deuren binnenshuis. Blijkbaar had onze Beekse smid in die nazomer aan de Beerten nog nooit … voor heter vuren gestaan!