Veel handgemeen in Hilvarenbeek in het jaar 1844
De Beekse burgemeester Vogelpoel had het in 1844 nog maar druk met die handtastelijke Bekenaren. Op 10 juli 1844 wandelde de 24-jarige bakkersknecht Jan de Kort ’s avonds van zijn huis aan het Marktveld naar de woning van de weduwe Faas in de Koestraat om er te gaan buurten. Hij werd vergezeld door de smidsknecht Peter Puyenbroek. Even later kwam ook de kleermaker Cornelis Gallé zijn opwachting maken en na een uurtje vertrok men weer gedrieën. Ter hoogte van de pastorie in de Koestraat zegde men eerst de bode Cornelis de Brouwer netjes goedendag. Toen kwam plotseling daar de woedende Jan van Diessen aangestoven. Zijn paard en kar, die aanvankelijk waren verdwenen, werden later terug gevonden op de Kerkedreef. De ontstelde voerman dacht dat hij de boosdoeners had gevonden en er ontstond een flinke woordenwisseling. Maar daar bleef het niet bij want Van Diessen pakte dreigend zijn houweel van de kar. Vervolgens bracht hij de bakker met zijn vuist een slag toe aan de rechterkant van zijn gezicht. Het bloed vloeide uit zijn neus en met nog een blauw oog viel hij ter aarde. De heelmeester J. de Malte werd opgetrommeld om een rapport op te stellen en de burgemeester begon aan zijn zoveelste proces-verbaal.
Een maand later liepen de gemoederen weer hoog op. De dagloner Willibrordus van der Linden, geboortig van Princenhagen, zat samen met zijn vrouw en kinderen smakelijk te eten in het huis van zijn schoonvader. Deze klompenmaker Jan Marten van de Ven, hij woonde vooraan links aan de Diessenseweg, was blijkbaar snel geïrriteerd als de kinderen niet netjes aten. De vader en schoonzoon werd zo boos over de opmerkingen van de klompenmaker Van de Ven over ‘het eten van het kind’ dat hij met een vuurschop op zijn schouder mepte. Woedend griste hij daarna nog een mes van de tafel en stak de gekwetste Van de Ven aan de linker zijde in zijn rug. Wederom ging de arts De Malte aan het schrijven en hij noteerde een perpendiculaire verwonding aan het derde gedeelte van het linker schouderblad. De aanvallende schoonzoon kon zijn ’toetje’ wel vergeten want hij werd in de gevangenis gezet. Het mes, hemd en borstrok werden als bewijsstuk mee naar Eindhoven gezonden.
Enkele weken later kwam Johanna van Dooremaal, huisvrouw van de metselaar Francis van de Ven, op het gemeentehuis haar beklag doen. Haar 17-jarige knecht Jan de Jong had zijn been gebroken, hetgeen veroorzaakt was door zijn collega metselaar Cornelis Cox. Op zaterdag 14 september waren zij samen de vloer in de nieuwe school in Esbeek aan het leggen. Er was een woordenwisseling ontstaan over het ‘drinkgeld van het schoonvegen’ en Cox greep een rij of maat en sloeg er zijn maatje woest mee op zijn linkerbeen. Samen met de brigadier bezocht de burgemeester het huis van het slachtoffer, waar de heelmeester De Malte een gebroken been constateerde. Even tevoren had de getuige Peter van Haaren nog verklaard, dat het been aan stukken was geslagen. Maar had deze fonkelnieuwe Esbeekse schoolmeester niet beter … bij de les kunnen blijven?