Veel vervallen en verdwenen huizen in Beek in 1729
Na de plunderingen van 1580 gaf het uiterlijk van ons dorp een desolate indruk. Die van de Franse vergelding in 1702 deden daar niet veel voor onder. Ook de enorme dorpsbrand in 1694 in Beek bood de Gelderstraat en de zuidkant van de Markt een troosteloze aanblik. Vervolgens zou het uitwissen van de sporen van de latere dorpsbrand in 1792 jaren duren. Eerder in 1679 bleken er in Esbeek ook negen huizen te zijn vervallen, afgebroocken ende vernietigt. Elyas Jans de Wijs op de Broeksie en Jan Peter Bruers en Peter Hendrick Francken waren hun boerderij kwijt. Op het Spaaneind bleken de hoeven van Heyliger Princen en Peter Bernarts verlaten te zijn. De aloude Clapstert van Thomas Schilders was een complete ruïne geworden. De lijst van 7 juli 1691 gaf nog vijf geheel vervallen boerderijen weer: Willem van Spaendonck, Dirck Princen, Peter Bruers en Peter van Spreuwel. De Hertganghoeve was onbewoond en door Willem van Laarhoven ontredderd achtergelaten.
In het rijke Beekse archief vond ik de ‘Memorie weegens huijsen, die zedert den jaere 1729 sijn weggeraakt tot 1766’. Op de Biest waren de hoeven van Cornelis Wijten en Adriaan Damen compleet ingestort. Maar toch werden er weer drie ‘opgetimmerd’. De boerderij van Peter de Bie was totaal verloren gegaan en Adriaen van Tulder bouwde zijn woning ook niet meer op. De Armen van Hilvarenbeek kocht de verlaten hoeve van Peter Luijkx op.
In Beek waren in het gehucht de Vrijheijt dertien huizen vervallen. De woningen van Adriaan Smolders, Cornelis van Hooff en Lambert Volders aan de Beerte waren ingezakt. Het huis de Hulsbosch van Jan Goosens en dat van Nicolaas van Bossy aan de Velthoven waren onbewoonbaar geworden. Het huisje van Peter van Maerlant, staande opt Kerckhof, was in vlammen opgegaan.
Aan de Varkensmarkt, ten zuidwesten van de Valk, stond weleer het imposante huis van de Beekse Cantor. Deze Cantoreij was compleet weggevaagd, terwijl de woning van juffrouw Rijken leeg en onbeheerd achtergelaten werd. De vermogende Pieter Smilten bezat een onbewoond huis in de Koestraat en de woning van Peter Woestenborg werd niet meer opgebouwd. In de Gelderstraat stond slechts een gedeelte van het huis van Sebregt Oprins nog overeind. Vervallen huizen werden verder genoteerd aan het Laag Spul, aan de Beerte en aan het Slibbroeck. De boerderij van Jan Vriens aan de Driehuys werd niet meer opgeknapt. In de Westerwijk waren niet minder dan zeven huizen vervallen en onbewoonbaar, waaronder dat van Marten van Outheusden op de Bunt. Een groot stenen gebouw dat ten onder ging was de IJpelaer van de Beekse secretaris Van Andel. Het was geheel omgracht en vormde een ‘open ruimte’ ten zuiden van de Wouwerstraat. Pal ten oosten daarvan lag de Decanije dat al in 1702 in vlammen was opgegaan en niet werd herbouwd. Kende men in Beek toen nog niet de luxe oplossing … ‘Ruimte voor Ruimte’?