Vuurgevecht op de hei in 1831 tijdens de Belgische Opstand
Op het Congres van Wenen, september 1814 – juni 1815, werd besloten tot de definitieve vereniging van de noordelijke Verenigde Provinciën en de Zuidelijke Nederlanden tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De schermutselingen op de avond van 25 augustus 1830 in Brussel leidden binnen de kortste keren tot de roemruchte Tiendaagse Veldtocht. Spoedig stond er een leger van ruim 35.000 man aan onze grens gereed om België binnen te marcheren. Tilburg diende als hoofdkwartier van de kroonprins van Oranje, de latere Willem ll. Op 2 augustus verliet de compagnie van de Vrijwillige Jagers de stad. De mars ving aan in Hilvarenbeek en via Roovert bereikte men Poppel. Daar was de ontvangst nog niet zo slecht: sommigen boden de Hollanders water en karnemelk aan. Een groep van twintig man werd ingekwartierd bij boer Peter van Diessen, alwaar men zich moest vergenoegen met aardappelen, slechte pannenkoeken en ellendige boekweitbrij! Er viel weinig te vechten, want de Belgen trokken zich overal terug. Generaal Niellon verhaalde echter anders. Hij had vanuit Turnhout 150 man van Poppel naar de watermolen van Roovert gestuurd. De eerste gevechten begonnen echter pas bij Ravels.
Op 8 april 1831 lagen er 1300 Belgische militairen in Turnhout, berichtte een toenmalige regionale krant. In die dagen waren er regelmatig patrouilles heen en weer actief. In Beek was de hoofdwacht gevestigd op het Marktveld. Verder waren er vijf wachtposten in het dorp, waaronder een in Esbeek.
De koninklijke jager J.H. Peereboom postte op de avond van 12 april 1831 in zijn ‘Esbeekse kwartierke’! Vanuit zijn huisje aan het eind van het dorp kreeg hij plotseling acht Belgen in het vizier. Zij gaven hem allerlei tekenen om toch maar over te lopen naar de andere kant van de grens. In plaats van aan hen gehoor te geven nam de koene jager zijn geweer op en onderhield hij alleen een kwartier lang een levendig vuurgevecht met de Belgen. Zijn sergeant Reek werd door de schoten uit de snaphaan plotsklaps gewekt.
En het bericht in de Zierikzeesche Courant vervolgde: De sergeant kwam met drie man aansnellen, welke den vijand deden retireren. Intusschen kwamen op de heide al meer dan twintig Belgen, allen welgewapend, opdagen. Nog zes jagers voegden zich bij deze dappere strijders, en toen namen de Belgen, eerst al vurende, met overhaasting de vlugt tot op Hooge Mierde, waar zich een zestigtal bijeen bevond. In dien zelfden nacht is ook een aantal vijanden op Lage Mierde geweest, op last van den regent daar met een bataljon te zullen post vatten. Beide dorpjes liggen op ons grondgebied.
In 1834 waren op 20 juni in Esbeek 49 manschappen ondergebracht waaronder 1 officier. Op Dun waren op die datum 1 officier en 24 manschappen ingekwartierd. Zouden alleen daarom nu nog zoveel Belgen komen verpozen … bij ‘den Bok’?