Wachthuisje vanwege smokkelaars in 1914 verplaatst naar de Mostaard

Het Esbeekse wachthuisje werd in 1914 verplaatst van ‘Groot Esbeek’ naar de ‘Mostaard’

Hilvarenbeek werd weer een grensdorp nadat er op 19 april 1839 een einde gekomen was aan de Belgische Revolutie. Pas op 8 augustus 1843 werd in Maastricht de definitieve grensscheiding overeen gekomen en kon men met vereende kracht de gietijzeren grenspalen plaatsen, die er nu nog staan. Een jaar eerder werd aan de flink herstelde Roovertsedijk in herberg de Rook een heus grenskantoor geopend. In 1846 werd daarbij warempel een nieuwe schuur gebouwd, waar de goederen werden ingeklaard. Ook dat duurde maar even, want nadat de nieuwe weg van Turnhout naar Tilburg was aangelegd, werd dat grenskantoor naar Goirle verplaatst. De Roovertsedijk kon nu voorgoed en vooral eeuwig ‘zacht’ inslapen!
Meteen na het uitbreken van die genoemde opstand in België kwam de smokkelhandel op gang zodat de eerste commiezen al in 1830 naar Beek kwamen. Vanuit Turnhout werden massaal kinderprenten, papier, speelkaarten, katoen en kant over de grens gedragen. Bij de Tulderhoeve, aan de grens met Poppel, werd door de douane goed gesurveilleerd. In de vroege morgen van 8 april 1840 bracht een duistere figuur een ligt vos ruinpaard, zijnde een veulen naar Johannes van Handel die op de hoeve boerde. Hij was de broer en buurman van mijn overgrootmoeder en was ingetrouwd op de Tulderhoeve bij Petronella Weygerde, de dochter van de hoevenaar. Er ontstond een worsteling waarbij de commies behoorlijk mishandeld werd. In 1840 werd een groep smokkelaars bij de Esbeekse Craenmeer betrapt. De ‘lorrendraaiers’ wisten wel te vluchten, maar hun contrabande (kousen en kerkboeken ter waarde van f 406,80) moesten ze achterlaten.

De Diessenaar Jacobus Martens werd in 1846 bij de Tulderhoeve ook hardhandig beet genomen met een hoeveelheid zachte zeep. Na de zachte zeep kwam de smokkel van lompen op drift, maar dan in omgekeerde richting. In 1861 sloegen zeven personen op de vlucht. Ze werden betrapt in Esbeek nabij de Sandheuvel met vijf balen lompen met een totaal gewicht van 124 kilo. Vanaf 1870 kwam er een enorme zoutsmokkel op gang omdat in België de accijns op zout was afgeschaft. In 1887 deed de douane in de boerderij de Leuter bij Klein Tulder in Esbeek een vondst van 102 kg zout. Even later vluchtte een smokkelaar in de schuur van Jan van Gool om 22 kg zout te verbergen. Op verschillende Esbeekse plaatsen werden smokkelaars met zout opgepakt: op Dun, op de Langegracht, bij de Tulderhoeve en bij de Leuter. Op 14 augustus 1890 werden aan de Bergen boven de Brake twee mannen met twee ‘zakken geraffineerd zout’ opgespoord. Op dezelfde plaats werd de 11 jarige Kees Schoenmakers gepakt met 12 kg zout. Voor straf werd hij in Alkmaar in een ‘verbeteringshuis’ geplaatst. De 13 jarige Esbeekse knaap Marinus Priemus kreeg 3 dagen gevangenisstraf. Ook zijn 14 jarige dorpsgenoot Adriaan de Bruin, die voor zijn vader op pad moest, kreeg voor 15 kg dezelfde straf. In 1884 werden Adriana en Frans Wilborts, respectievelijk 10 en 11 jaar oud, op de Tuldersedijk in de kraag gepakt met elk 3 kg zout. Toch werden ze niet gestraft!

In de crisisjaren werd vooral boter gesmokkeld. De fanatieke veldwachter P.A. Marteijn liet een prachtig dagboek na. Op 21 februari 1935 arresteerde hij drie smokkelaars bij de Hertgang en waakte hij bij de Scheidijk. In maart noteerde hij dat hij smokkelaars bij Papschotten in de kraag had gevat. In september surveilleerde hij volop in de Oranjebond en bij de Barak. Bij de Merel, de Schietberg en bij Broekelingen was onze veldwachter in november van dat jaar weer met succes een aantal smokkelaars op het spoor.
Ook al vanaf de Eerste Wereldoorlog werd er vanuit Esbeek veelvuldig gesmokkeld, vooral in petroleum en zout. De grens werd bewaakt door Hollandse soldaten en die hadden hun wachthuisje geplaatst op ‘Groot Esbeek’. Dat was het oude centrum van Esbeek waar later in 1932 de smid Gerardus Wilhelmus de Kok uit Ooij (gemeente Zevenaar) zich zou vestigen, waarbij het ‘historische Esbeek’ voorgoed verdween. De officieren kwamen geregeld in de herbergen van Coop de Kort en Doriske Smolders, wiens cafés eeuwenlang aan dat Groot Esbeek stonden. Deze twee sluwe herbergiers wisten echter al snel te bewerkstelligen dat het wachthuisje meer naar het oosten verplaatst zou worden. Dan hadden de smokkelaars geen last van de controles wanneer zij hun contrabande bij die herbergen brachten. De officieren werden er trouwens ook voor beloond! Het kwam te staan op de Mostaard, juist ten oosten van de latere Schuttershof! Wisten die drommelse kasteleins toen al dat dit oude middeleeuwse gemeyntje weer ooit … een ‘alternatief Esbeeks centrum’ zou gaan worden?

Vergelijkbare berichten