Westelbeers jaagt op wolf in 1740 en in 1749
Tot in het begin van de veertiende eeuw ressorteerde Westelbeers onder de dingbank van Oost- en Middelbeers. Toen werd de gemeint van Hilvarenbeek in 1331 door de hertog uitgegeven aan de lieden van Beek. Omdat de inwoners van Westelbeers een gedeelte van die gemeynt al lang gebruikten, moesten zij ‘lieden van Hilvarenbeek’ worden om in die woeste gronden gerechtigd te blijven. Vanaf dat moment werden allerlei belangrijke zaken die in het dorpje Westelbeers speelden voor de schepenen van Hilvarenbeek gebracht. In prachtige schepenregisters werden tot maart 1803 allerlei akten betreffende Westelbeers beschreven. Aldus kocht Nicolaas Wilbort Liebrecht op 25 januari 1669 een hoeve aan de Spreeuwelder Voirt met het Rijsbrouc, de Craenbocht en de Mortelt. Verder liet Maaijke Cornelis Vera 1/3 van een huis met gronden na toen zij op 7 september 1676 aan de ‘contagueuse ziekte’ overleed. Gerrit Wouter van den Hove kocht op 31 maart 1682 huis, hof en aangelag groot dertien loopse in het Broeck Eynde west de Stroom. Op 29 mei 1697 viel het zeven maanden oude kind Peter Adriaens op de Raeckelhoeve in de hete ashoop. De Beekse dokter Jacobus constateerde verschrikkelijke brandwonden; de keel zat nog vol met as en het linker oog was ‘gans verduisterd’. Op 12 september 1702 moest het dorpsbestuur van Westelbeers zorgen voor een paard met kar voor transport van acht dagen van Den Bosch naar het leger bij Lieshout. Nijs en Elisabeth van Gerven overleden op 28 mei 1719 aan een ‘kwade ziekte’ waardoor hun roerende goederen moesten worden overgebracht. Vanwege de enorme armoede waren in Westelbeers vanaf augustus 1724 verschillende huizen en landerijen desolaat en ongecultiveerd blijven liggen.
Op 19 april 1684 erfde Wilbort Niclaes Wilbort Liebregt aan het ‘centrum’ in Westelbeers het Outhuys met de brouwerij tussen de Vroente en de Stroom. Op 15 oktober 1716 werd de ‘Hof met het Bak- en Brouwhuiske’ verkocht. De kleinzoon Peter Claes Wilbort Liebrecht deed het slechter, want op 22 november 1732 werd de hoeve aan de Spreeuwel per executie verkocht met de gronden: Crommen Hoek, Braeckven, Egenacker, Donck, Smits Aanstede, Willekens Bocht, Korte Bocht en Gijpen Beemd. De Westelbeerse smid Hendrik Liebrecht werd op 14 januari 1738 gearresteerd omdat hij met zijn ‘hond, snaphaan en weitas’ op de Haghorst aan het jagen was. Adriaen van Gerven verklaarde op 13 september 1754 dat hij in Westelbeers alleen een ‘querens of handgrutmolen’ had, zijnde een klein houten molentje voor eigen gebruik en zijn naburen. Cornelis van Eeten stal op dinsdag 7 juni 1768 uitgestoken turf op de heide tussen Westelbeers en Baarschot. Jan van Laak was sinds 19 april 1773 krankzinnig geworden en de buurman Peter van Bommel verklaarde dat hij sinds de permanente bewaking nog steeds ‘gekke praat’ verkocht.
Zijn dorpsgenoot, de 25 jarige Wilbort Jan Merken, wilde als opgeleide ‘koperslagersgast’ zijn fortuin elders gaan zoeken. De Beekse chirurgijn Sebastiaan Rijken visiteerde op 6 april het dode dochtertje van Dirk Meuws. Johanna Maria was verdronken in een voederkuil voor de beesten. Op donderdag 6 december 1793 kwam Jan Adriaens uit de Huygevoort op hoge poten verhaal halen bij Cornelis van Eeten uit Westelbeers over het gebruik van een slijpsteen. Als de zoon van Van Eeten niet te hulp was gekomen, hij wist met een hout het mes uit zijn handen te slaan, dan had de aanvaller de Westelbeerse boer zeker doodgestoken!
Jan Goudsmits was regent van Westelbeers en in 1740 mochten enkele inwoners getuigenis afleggen omtrent het doden van een wolf. Op 7 maart van dat jaar had men een ‘dood gevild paard’ bij de schuur van de hoeve van Hendrik Liebrecht gelegd. Dat werd gebruikt als aas om de gesignaleerde wolf te lokken. Jacobus van Laak, Adriaen Adriaens en Hendrik Liebrecht zaten in de schuur op de loer. Toen de wolf kwam ‘azen’ schoot Adriaens hem neer zodat hij niet meer kon lopen. Op zijn achterpoten spartelend en ‘seer sterk huylend’ werd de wolf door de twee andere Westelbeerzenaren uit zijn lijden verlost en doodgeschoten. De Beekse schepenen keerden de premie uit nadat zij het dode dier hadden bekeken: agt en taggentig pont synde een rammelaer.
Op 29 mei 1749 was het weer raak in Westelbeers. Wouter Adriaen Liebrecht had horen zeggen dat in de nabijheid van zijn woning aan de Voldeen een wolf was gezien. Een half uur na zonsondergang was Wouter met zijn snaphaan van huis gegaan. Toen hij een ‘schoots weyts’ van huis verwijderd was zag hij plotseling de bewuste wolf en sneed hem de pas af. Tussen de Bergen en de weg naar Westelbeers schoot hij het prooidier van achteren neer. De getroffen reu werd zodanig gewond dat hij na ongeveer 40 roeden gelopen te hebben dood ter aarde neerviel. Laten we vurig hopen dat niet opnieuw de wolf, maar het dorpje Westelbeers zelf weer terugkeert naar … de Heerlijkheid Hilvarenbeek.