Westerwijkse boer moet zijn leven met de dood bekopen in 1704
Huijbert Hendrick Wijten was gehuwd met Marie van den Nieuwenhuysen en hij was in Beek tapper aan het Ront van de Plaetse. Het ging hem blijkbaar erg voor de wind want tussen 1694 en 1704 kocht hij vele stukken grond op de Biest, zoals de Boondert, de Haeghdijck en de Schijf. Ook was hij op 30 augustus 1704 aanwezig tijdens de openbare verkoop van de failliete boerderij van Adriaen Cornelis Hendricx. Samen met zijn vrouw Adriaentje Jan Merten Vlemincx probeerde die de kost te verdienen aan de Kleine Westerwijk met een oppervlakte van 15 loopse en nog enkele andere percelen, zoals de Tiel, de Lijse Stede, het Bochtje en de Krekelshof. De toch al rijke Huijbert Wijten kocht de boerderij met inboedel voor 325 gulden en het gezin Hendricx bleef in totale armoede achter.
Met mevrouw Wijten, Maria van den Nieuwenhuysen, ging het ook erg goed want op 14 september 1704 beviel zij van haar vierde kind. Dat was dochter Maria genaamd, die als begijntje naar Mechelen zou verhuizen en begraven werd in Antwerpen op het Minderbroeders Kerkhof. Op de vroege morgen van 28 september, Maria lag na de bevalling nog ziekelijk in bed, kwam bovengenoemde Adriaen Hendricx uit de Westerwijk met geweld binnen. Hij eiste onmiddellijk een pint bier die zij voor hem meteen tapte. Met het glas bier in de hand zwaaiend slaende hij haer wegh ende weder met sijn hoet en sloeg met zijn vuist tegen haar hoofd. Zij viel via de ‘beddekoets’ tegen de vloer. Maria wist weer op te krabbelen en met haar kind vluchtte zij het huis uit omdat zij zag dat hij een mes in zijn hand had waermede hij naer haer seer hevigh was stekende. En Hendricx riep: Ick sal u altemael vermoorden ende van desen nacht u huijs laten den coop afbranden. Ook de woning van de Beekse secretaris zou door zijn toedoen dreigend in vlammen opgaan.
Haar schoonzuster Berbel Hendrik Wijten, die in hetzelfde huis woonde, had op de voorstal alles gehoord en verklaarde dat hij een week geleden ook al was komen dreigen in verband met de gedwongen verkoop van zijn boerderijtje. Enkele buren kwamen aangesneld en Evert van Laerhoven, met een houweel in de hand, pakte het mes van Hendricx af. De huisbaas Wijten pakte dat houweel en volgde de vluchtende Hendricx tot in de hof richting de Beek, waarna het boertje op zijn knieën om vergiffenis smeekte. De rijke Wijten sloeg de arme Westerwijkse boer twee keer met het houweel op zijn hoofd met de woorden: Hij en sal van die slaghen niet sterven! Men liet het slachtoffer gewoon bloedend achter en de volgende dag werd hij dood gevonden. Wijten had volgens zijn zeggen, meestal ’s nachts bij zijn huis, voldoende dreigementen en beledigingen gekregen. Overigens brandde de boerderij in 1776 daadwerkelijk af. Onlangs vond ik het perceel op de Westerwijk terug met de toepasselijke naam … de Verbrande Stee.